Het verhaal ‘Vitamines’ werd geplaatst in Op Ruwe Planken 15.1. Op de nummerpresentatie tijdens het Wintertuinfestival mocht ik uit het verhaal voordragen.
Hieronder is een fragment uit het verhaal te lezen. Het hele verhaal is te lezen in het nummer van Op Ruwe Planken.
___
Het is stipt halfnegen als ze de deur opendoet. Een lauwe walm komt haar tegemoet. Het ruikt naar brood, net uit de oven. Ze ruikt ook soep, maar dat kan niet, want Omar verkoopt geen soep.
‘Godelieve,’ zegt hij als ze binnenkomt. Hij lacht. Ze lacht terug, gaat zitten aan het tafeltje in de hoek.
Een glimlach begint aan de binnenkant van je mond. Het enige wat je hoeft te doen is je mondhoeken licht opkrullen en denken aan die glimlach.
‘Hoe is het?’
Hij roept het vanachter de toonbank.
‘Goed,’ zegt ze. Ze zegt altijd ‘goed’.
‘Weer hetzelfde?’ Hij arrangeert de Turkse broden die nog over zijn – het zijn er maar twee.
‘Graag.’
‘Turkse pizza zonder alles.’ Hij grijnst. De eerste keer dat ze hier was vroeg ze van elk ingrediënt waar het vandaan kwam. Was het uit een potje, waar kocht hij de tomaten?
Hij legt de sla en de kaas vast klaar.
‘Je moet meer fruit eten, weet je? Meer groente. Dat is goed voor je. Vitamines.’
Ze reageert niet, maar hij praat rustig door.
‘Je kan niet alleen op pizza leven. Ja, jonge mensen misschien, maar dat is niet goed. Je moet ook eens iets anders. Beetje komkommer, beetje tomaten, beetje saus.’
Om half negen is er nooit iemand bij Alanya. Ze kan de snackbar vanuit haar kamer in de gaten houden. Om half acht komen er nog wel eens mensen binnen, vrouwen die in de stad hebben gewinkeld en nog iets willen eten, zakenmannen op weg naar huis, of gewoon mensen die vergeten zijn om boodschappen te doen, maar om half negen is iedereen weg. Het is te laat voor het avondeten en te vroeg om een snack te halen voor het stappen.
Ze ademt langzaam in en uit, precies zoals haar yogadocente dat altijd doet, en kijkt naar Omar achter de balie. Vanuit haar huis kan ze hem ook zien bewegen. Niet dat ze hem de hele dag in de gaten houdt – het is sowieso lastig om hem helemaal te zien, hij gaat schuil achter het gigantische logo op de ruit.
Toen ze hier net woonde durfde ze hem amper gedag te zeggen. Omar is een grote man, bijna twee meter, met een glad, kaal hoofd. Ze vermeed de snackbar – ze kwam er sowieso nooit. In die tijd at ze alleen gojibessen en quinoazaad.
Omar draait zich om naar de oven en fluit wat. Hij is nooit stil. Ze kijkt naar zijn achterhoofd. Zijn voorhoofd en zijn achterhoofd lijken niet bij elkaar te passen. Hij is glimmend kaal, maar aan de achterkant van zijn hoofd druipt het vel in laagjes zijn nek in. Drie perfect symmetrische rollen, netjes gestapeld.
De rolletjes vertederen haar. Ineens doet de gigantische man haar denken aan een baby die te strak in zijn kleren is gestoken.
Ze rilt als iemand de deur opendoet. Het is een jonge man, blijkbaar heeft hij iets besteld, want Omar heeft een plastic zak voor hem klaarstaan. Wat erin zit kan ze niet zien.
De jongen merkt dat ze kijkt. ‘Hoi,’ zegt hij.
Als ze haar mond opendoet voelt ze haar tong zwaar worden, alsof hij naar haar keel wordt getrokken. Snel kijkt ze weg. In. Uit. Ademhalen zoals haar yogadocente dat doet.
Ze heeft al vier dagen niemand meer gesproken. Niemand behalve Omar.