In de kringloop in mijn buurt, naast de vergeelde kookboeken en de oude reisgidsen, staat een oranje krat tegen de achterwand ‘Foto’s’, staat erop, netjes uitgetypt in Comic Sans MS. In het krat ligt precies wat het opschrift al zegt: een janboel aan oude vakantiefoto’s, portretten, verjaardagskiekjes en reclameplaatjes, soms een heel album. Ik laat de plaatjes het liefst een voor een door mijn handen gaan. Voor vijftig cent ben ik vandaag de bezitter van een familieportret uit 1926. Een elftal mensen staart me streng aan en even later loop ik met de onbekende familie in mijn tas weer naar buiten.
Wie zijn de mensen op de foto? Is die strenge vrouw in de rechterbovenhoek de moeder, of misschien een ongetrouwde tante? Zou er nog iemand leven? En waarom is de foto dan in kringloop beland? Is er een familieruzie uitgebroken? Met de foto in mijn handen kijk ik recht het verleden in. De foto is een persoonlijke tijdscapsule, en op de een of andere manier vind ik dat heel rustgevend – ik kan in geen andere tijd leven dan de mijne, maar relikwieën uit andere tijden zijn wel aanwezig. Niet dat dat verleden nou zo fantastisch is, maar ik waardeer het. Een verleden geeft houvast. Ik voel me iets minder alleen en iets minder belangrijk: alles gaat voorbij, en tegelijkertijd zijn we allemaal met elkaar verbonden.
*
Dit verhaal is in zijn geheel te lezen op Hard//hoofd.