Papegaai

Met Papegaai vloog over de IJssel wil  Kader Abdolah ‘een nieuwe vertelling in de Nederlandse literatuur’ brengen, zo valt uit  de achterflap op te maken. En inderdaad, de opzet van dit boek is ambitieus: in de roman laat Abdolah over een langere tijdsperiode veel verschillende personages aan het woord komen, die laten zien hoe de status van migranten en vluchtelingen in Nederland de afgelopen vijfentwintig jaar is veranderd. Hoewel de overdaad aan personages in Papegaai vloog over de IJssel  het plot domineert, voorkomt de warme vertelstem van Abdolah dat het verhaal over de Ijssel vervliegt.

De Iraanse Memed is met zijn dochtertje Tala naar Nederland gevlucht. Niet omdat hij vervolgd wordt in zijn eigen land, maar omdat Tala medische zorg nodig heeft die ze daar niet kan krijgen. Al snel krijgen Memed en Tala een huis aangeboden in het Overijsselse plaatsje Zalk waar ze in het oude kostershuis naast de protestantste kerk kunnen wonen. Memed verricht klusjes in de kerk en weet een baantje te bemachtigen als automonteur. Hij krijgt een relatie met de Nederlandse Catherina en leert steeds meer immigranten kennen. De Syrische kolonel en zijn vrouw, Lina, haar vader Rahimi, Khalid uit Egypte en de twaalf  [niet bij naam genoemde] ‘oude mannen’ worden vaste factoren in zijn leven. Memed ziet al deze mensen komen en probeert hen op te vangen in hun nieuwe omgeving. Langzaam maar zeker vervult hij  een spilfunctie tussen de bewoners van Zalk en de vreemdelingen.

Abdolah put voor dit boek duidelijk uit zijn ervaringen met de streek rondom de IJssel. Vanwege zijn politieke activiteiten moest hij zijn moederland Iran ontvluchten. In 1988 kwam hij in een asielzoekerscentrum in Apeldoorn terecht. Uiteindelijk kreeg hij een huis toegewezen in Zwolle. Ook de roman speelt in de jaren tachtig. Aan de hand van Memed’s verhaal illustreert Abdolah hoe de stroom van asielzoekers toeneemt en de mentaliteit ten opzichte van de nieuwkomers verandert. Hoewel de vreemdelingen in eerste instantie vriendelijk worden ontvangen, wordt de houding van de autochtonen steeds minder welwillend. Elf september is wat dat betreft een omslagpunt:

‘Het was voor het eerst dat de kerkenraad van Zalk constateerde dat de moslims tot in alle gaten en kieren van het dorp waren doorgedrongen. Memed bewaarde de sleutels van de kerk, de moestuin en het huis van Klazien in het dashboardkastje van zijn auto. […] Pas nu had de kerkenraad begrepen dat ze met het bieden van onderdak aan Memed een onherstelbare fout hadden gemaakt.’

Abdolah’s stijl en taal is eenvoudig en daardoor afstandelijk. Zijn simpele zinnen tonen op  onopgesmukte, bijna zakelijke wijze de vervreemding zien die de migranten in Nederland ervaren:

‘Wie voor het eerst een opvangcentrum binnenloopt, schrikt van wat hij te zien krijgt. Een paar honderd vreemde mannen met of zonder baarden, moslimvrouwen in lange rokken, Russische vrouwen in korte rokjes, zwangere Bulgaarse vrouwen, fietsende Mongoolse kinderen, Somalische oorlogsvluchtelingen […] Nederlandse blondines, Hollandse katten en honden, alles loopt er door elkaar heen. Iedereen heeft er een geheim, toch blijft niets geheim in het opvangcentrum.’

Calvinistisch sprookje

Abdolahs sobere stijl past goed bij het thema van het boek en bij het calvinistische Nederland. Tegelijkertijd geeft zijn stijl het verhaal een klassiek karakter mee, de sfeer van een sprookje. Ook binnen het verhaal zijn genoeg sprookjesachtige elementen te herkennen. Abdolah doorspekt zijn tekst met eeuwenoude Perzische vertellingen. De twaalf oude mannen die bij elke belangrijke gebeurtenis hun opwachting maken en de vrouwen die  hun verhalen vertellen aan de IJssel zouden rechtstreeks  uit een sprookje kunnen komen. Daar tegenover stelt Abdolah de beroemde (of legendarische) oer-Hollandse kruidenvrouw ‘Klazien uut Zalk’. Kronieken uit het Midden-Oosten en Nederlandstalige legendes krijgen zo allebei als vanzelfsprekend een plek in Abdolah’s verhaal. East meets West aan de oevers van de IJssel. Zo schrijft Abdolah een verhaal dat zowel een Oosterse vertelling als een typisch Nederlands verhaal is. Deze mix van thema’s en motieven maakt van Papegaai aan de IJssel een uniek boek.

Willekeurig

Toch is  de sterke vertelstijl van Abdolah direct ook zijn zwakte. Want de personages in het verhaal blijven net als sprookjespersonages plat: ze symboliseren allemaal een kant van het vluchtelingendebat, maar ze komen niet echt tot leven. Daarnaast voert hij  zoveel personages op dat het vooral in het begin van de roman zoeken is naar de rode draad. De verhaallijnen die Abdolah introduceert komen weliswaar allemaal bij elkaar, maar Papegaai vloog over de IJssellijkt een zwaartepunt te missen dat alles verbindt. De verschillende perspectieven en personages krijgen zo iets willekeurigs. Dat past weliswaar bij het karakter van het boek, dat het verhaal van ‘de vluchteling in Nederland’ vertelt, maar het maakt vooral in het begin van de roman een rommelige indruk. Ook staan er verschillende slordigheden in het boek: een protestantse kerk heeft geen altaar en de hervormde en gereformeerde kerk worden hier en daar met elkaar verward.

Onweerstaanbaar

Ondanks dergelijke schoonheidsfoutjes blijft Papegaai vloog over de IJssel boeien. In zijn kenmerkende stijl doet Abdolah prachtige observaties:

‘Ze deed nu eigenlijk niets anders wanneer ze tegen de IJssel praatte. Ze vertrouwde haar wensen aan hem toe. Maar de Nederlandse rivier reageerde niet, hij gaf geen teken van   begrip, geen gebaar dat hij haar gehoord had Misschien waren de rivieren in de Lage Landen anders dan de rivieren in de landen waar de zon onophoudelijk scheen.’

Zonder de roman al te zwaar te maken  bespreekt  Abdolah gevoelig thema’s waardoor hij in zijn opzet: een nieuwe klassieker te presenteren bepaald geslaagd kan worden genoemd. De vermenging van Oost en West, bekend en vreemd, sprookje en realiteit maakt van Papegaai vloog over de IJssel een onweerstaanbare roman.

Papegaai vloog over de IJssel, Kader Abdolah. Prometheus, 2014.

Deze recensie verscheen eerder op de website Recensieweb.nl.