In het boek van Elke Geurts is de weg naar zee afgebrand. Een pyromaan terroriseert al dagenlang de kust. Ondanks de hittegolf en mogelijke dreiging besluit Tessa met haar dochter naar zee te lopen. Het beklemmende gevoel in de roman komt echter niet van buiten, maar ontstaat geheel in de innerlijke wereld van hoofdpersonage Tessa.
Tessa is met haar vriendin Gina en hun dochters een weekje weg. Nu beide vriendinnen veertig zijn geworden knijpen ze er samen even tussenuit. Hun levens zijn merkwaardig parallel verlopen: ze ‘kenden elkaar al sinds de basisschool, kwamen uit hetzelfde dorp, verhuisden naar dezelfde stad, trouwden in hetzelfde jaar, kregen in hetzelfde jaar een dochter’. In de schijnbaar gemoedelijke gesprekken wordt de rivaliteit tussen beide vrouwen zichtbaar. Dat Gina – slank, nog wél getrouwd, een intelligente dochter – het in alle opzichten wint is voor Tessa duidelijk.
Jaloers is Tessa vooral op Gina’s dochter, Milja. Milja is namelijk ‘normaal’. Haar eigen dochter, Summer, is dat niet. Dat is niet iets wat Tessa snel zal toegeven. Subtiel laat Geurts vallen wat er mis is met Summer:
‘”Ze is inderdaag erg muzikaal, hè?” zei Gina. “Dat zijn ze vaak, hè?”
Tessa zei niets.’
Summer heeft het syndroom van Down. Ze is dus niet de Mini-Me die Tessa zich had gewenst, maar dat weerhoudt Tessa er niet van om haar zo normaal mogelijk op te voeden. Ze doen puzzeltjes om het brein te stimuleren, houden zich aan een streng dieet en Summer ondergaat zelfs plastische chirurgie om haar ogen minder scheef te laten staan. Deze zogenaamde moederliefde levert schrijnende passages op:
‘”Mag ik écht een hotdog?” [….]
“Natuurlijk. Het is vakantie, Summer.”
“Ons lijf heeft toch nooit vakantie?” […]
Het meisje keek haar aan, ze klappertandde, maar Tessa herhaalde net zo lang dat het goed was, dat het allemaal goed was, tot haar dochters kaken niet meer trilden.’
Tessa’s strenge regime geldt niet alleen voor haar dochter, maar ook voor haarzelf. Ze is geobsedeerd door perfectie. Haar eigen uiterlijk, net als dat van anderen, wordt voortdurend kritisch beoordeeld. Tessa is bang van de norm af te wijken. Het is één van de redenen dat Tessa haar Australische man, haar vreemde ‘Aussie’, niet mee wil nemen naar een familiefeestje. Maar vooral Summer wijkt te sterk af van de norm. Tessa’s streven naar perfectie is uiteindelijk wat haar huwelijk de nek omdraait: Dylan vindt Summer wel goed zoals ze is. Voor Tessa is het idee dat Summer niet maakbaar is, onverteerbaar.
Want ondanks de liefde die Tessa voor haar dochter voelt overheerst het gevoel van teleurstelling. Het is Tessa nooit gelukt om haar vader tevreden te stellen met haar simpele baantje als kapster, en ook in het op de wereld zetten van een kleindochter heeft ze nu gefaald. Met Summer is het gevoel van mislukken compleet:
‘Tessa voelde meteen al dat het baby’tje haar iets belangrijks ontnomen had. Iets waar ze al die jaren aan had gewerkt. Ze wist niet wat het was. Alleen dat ze het – hoe dan ook – terug moest zien te krijgen.’
Continue strijden in Tessa dit gevoel van teleurstelling en haar moederliefde met elkaar. Hoeveel houdt ze van Summer? Houdt ze eigenlijk wel echt van Summer? En kan Tessa wel, zoals ze tegen Gina zegt, ‘alleen nog maar gaan genieten’?
Subtiel maar onverbiddelijk werkt Geurts toe naar een huiveringwekkende climax. Hoe verder Tessa loopt, hoe grimmiger De weg naar zee wordt. ‘Laat het gaan’, zegt Tessa herhaaldelijk tegen zichzelf,’ laat het verdomme gaan’. Dat is wat je als lezer voor haar en voor Summer wenst, dat Tessa haar krampachtige levenshouding zal laten gaan. Maar wanneer Tessa dit daadwerkelijk doet, doet ze het op een manier die het zwartgeblakerde landschap eruit laat zien als een sprookjesbos. De weg naar zee is een korte, maar bijzonder knappe roman over de grenzen van het maakbare leven.
Elke Geurts, De weg naar zee. De Bezige Bij, 2013.
Deze recensie verscheen eerder op de website van Recensieweb.nl.
Geef een reactie