Een leuke bijkomstigheid van het schrijven van een historische roman is al het onderzoek dat je ervoor moet doen. Leuk, en soms een beetje frustrerend, want het schrijven is geen marathon, maar eerder een wedstrijd hordelopen. Zo stop ik bij het schrijven regelmatig om een etymologisch woordenboek te gebruiken. Want hoewel mijn personages niet in het Middelnederlands spreken (het moet allemaal wel een beetje leesbaar blijven), is niets zo irritant als een personage dat een duidelijk anachronisme uitspreekt. Personages zeggen geen ‘yo, hoe is het’, dat is duidelijk, maar van sommige uitdrukkingen weet ik het niet zo zeker. Kon je in de middeleeuwen ook al stampij maken? Het etymologisch woordenboek geeft uitsluitsel: ja, dat kon. De eerste keer dat het woord ‘stampij’ voorkomt in een geschreven tekst, is in 1265: ‘Al sijn stampijen neder leide’. Dat houdt zoveel in als ‘dat het gezwel/de ophef ophield pijn te doen’. Nu is 1265 nog anderhalve eeuw verwijderd van 1107, waarin het verhaal wat ik vertel begint, maar een beetje dichterlijke vrijheid is het recht van de romancier. Ook leuk: de hond in de pot vinden, het paard voor de wagen spannen – middeleeuwse Nederlanders zouden je misschien niet verstaan, ze zouden wel precies weten wat je bedoelde.
Het etymologisch woordenboek is niet de enige horde. Een ander – blijkbaar eeuwig – probleem is mijn gebrek aan concentratie. Er zijn altijd honderd andere dingen te doen, en als ik eenmaal zit om me te focussen op het boek dwalen mijn gedachten onvermijdelijk af. Ik heb gewoon een paar dagen nodig – misschien een week – waarin ik niemand spreek, geen internet heb, een goede vulpen, en dat boek zou al lang af zijn, toch? Zo’n beetje als een middeleeuwse monnik. Maar wat blijkt: zelfs monniken in de middeleeuwen worstelden met afleiding. Ze schreven boeken vol tips over hun oneindige strijd met hun gedachten (een mooie bloemlezing is samengesteld door historicus Jamie Kreiner). Leuk feitje: jonge monniken opperden regelmatig dat ze misschien beter naar huis konden, waar hun ouders hun eten zouden klaarzetten en ze minder taken hadden, en dat ze zich dán echt op hun meditatie konden focussen. Het gras is elders altijd groener. Blijkbaar heb ik dus een vrij middeleeuws probleem, of hadden de monniken bijzonder moderne denkwijzen. Ik voel me er in ieder geval iets minder slecht over mijn eigen ‘wandering mind’.
En al die research bevestigt mijn eigen vermoeden: dat het verleden veel minder ver is dan we soms denken, dat problemen waarvan we menen dat die uniek zijn voor onze tijd vooral heel universeel en menselijk zijn. Hoe meer ik lees, hoe meer het heden als een dun vlies over de werkelijkheid is – wanneer ik door mijn oogharen kijk, springt het verleden in beeld. Nu maar hopen dat dat voor de lezer ook zo is.
Liefs,
Else
Lenteboek
Nu het echte lenteweer nog even op zich laat wachten, ben ik begonnen in Het vogelhuis van Eva Meijer. De roman gaat over Len Howard, een vrouw die haar carrière als violiste gedag zei, en op het Engelse platteland als een van de eersten onderzoek doet naar het gedrag van vogels. Het vermengt haar baanbrekende vogelonderzoek met haar levensverhaal, dat zich grotendeels afspeelt aan het begin van de vorige eeuw. Een mooi boek om de lente mee in te luiden, al is het maar mentaal.
Schrijfontwijkend gedrag
Favoriet in het rijtje afleiding (nou ja, eigenlijk een noodzakelijk kwaad waar ik anders geen zin in heb) is schoonmaken. Ik houd van een opgeruimd en schoon huis. Sterker nog: ik kan me maar slecht concentreren aan een bureau dat een zooi is. Denk ik. Hoe schoon moet het allemaal eigenlijk zijn? Voor De Standaard schreef ik er een column over, met een rol voor #cleantok en de manier waarop ons huis en onze identiteit samenhangen.