Ik schreef een verhaal over iemand die een winterslaap wil houden. Misschien moet ik voor de wintermaanden toch eens een daglichtlamp aanschaffen.
Madeleine wordt wakker op een grote slaapzaal. Haar bed moet zijn verplaatst, want ze kan zich deze ruimte niet herinneren. Het lijkt wel een gymzaal: hoge wanden, geen ramen en een gladde, linoleum vloer. Door de hele ruimte staan witte bedden, precies als dat van haar. Er klinkt geruis dat ze eerst niet kan thuisbrengen. Wanneer ze opstaat, realiseert ze zich dat het van de bedden komt: het is de ademhaling van de anderen, die samen met het gezoem van de airconditioning als een zacht ruisen klinkt.
Ze zweet, al kan ze zich niet herinneren dat ze gedroomd heeft. Haar nachtjapon plakt aan haar rug, terwijl ze tussen de bedden doorloopt. Met haar handen raakt ze de spijlen aan het uiteinde van de bedden aan. Het staal is koud tegen haar handen. Ze droomt dit niet, ze is hier echt.
Waarom zou zo’n man een winter lang slapen?
Madeleine is de enige die wakker is, verder worden alle bedden bezet door slapende mensen. Even heeft ze spijt dat ze is opgestaan, maar het valt niet te negeren – ze moet echt plassen. Ze kijkt naar de gezichten van degenen die niet onder de dekens liggen. Ze blijft even stilstaan bij een man met een lange baard – zou die de hele winter blijven groeien? Hij heeft nette Italiaanse loafers naast zijn bed staan. Misschien had hij een moeilijke echtscheiding, ging zijn bedrijf failliet – waarom anders zou zo’n man een winter lang slapen?
Ook in de gang die naar de slaapzaal leidt zijn geen ramen. Wel hangt er een groot bord waarmee de route naar de toiletten wordt aangegeven.
Ze had verwacht dat hier wel beweging zou zijn: artsen, verplegers of onderzoekers. Misschien is het nacht. In het gele schemerlicht is dat moeilijk te zeggen.
Met haar hoofd in haar handen zit ze op het toilet. Voor ze insliep had ze gedacht dat ze wel nieuwsgierig zou zijn wanneer ze voor het eerst wakker zou worden. Dat ze zou willen weten welke dag het was, en hoe laat, wat er in de wereld allemaal gebeurd was. Maar terwijl ze op het toilet zit, kan ze alleen maar denken aan haar bed. Ondanks alle slaap die ze heeft gehad, is ze vooral ontzettend moe.
Boven de wastafel hangt een spiegel. Ze ziet er vreemd uit, ziek, in haar witte nachtjapon. Maar haar haar is langer, haar huid ziet er gezonder uit, al zitten er een paar kreukels in haar linkerwang. Ze neemt een slok water en staart uitgebreid naar haar spiegelbeeld.
Als ze terugloopt door de stille gang, is ze overtuigd. Dit was een uitstekende beslissing.
Ze zag het nieuwsbericht een paar jaar geleden in de krant. In het artikel stond dat er een onderzoeksinstituut was geopend om de effecten van langdurige slaap op het menselijk lichaam te testen. Volgens hoofdonderzoeker Yoshi Tamagoni was een winterslaap technisch gezien mogelijk: ‘Het metabolisme vertraagt tijdens een winterslaap, de lichaamstemperatuur daalt. Dat verschilt niet veel van wat er ’s nachts met ons gebeurt.’ Mensen zouden volgens Tamagoni een winterslaap kunnen houden zoals beren of dassen dat doen: ze slapen het grootste gedeelte van de tijd, maar hebben wakkere momenten. Ze moeten bijvoorbeeld plassen.
Slapende mensen verbruiken bijna niets.
Ze had het stuk gretig gelezen. Ze maakte al jaren grapjes over haar zin in een winterslaap – al had ze toen nog niet voldoende reden om te blijven slapen.
***
Het volledige verhaal is te lezen op Hard//hoofd.