Voor Write Now! schreef ik een column. Over schrijven. Hij is hier te lezen op de site van Write Now!, maar als je niet door wilt klikken kan je hem hieronder vinden.
___
‘Don’t be a writer, be writing’ is een van mijn favoriete uitspraken, van schrijver Charles Bukowski. Het klinkt prachtig, maar jarenlang had ik geen idee wat hij ermee bedoelde. Want laten we wel wezen: schrijvers, dat zijn die gemankeerde, getormenteerde zielen die je in een café ziet zitten met een glas wijn en een notitieboek.
Ze dragen bruine colbertjes en leren de kunst voornamelijk door te veel te drinken en Dostojewski te lezen. Denk aan Hemingway: ‘write drunk, edit sober’. Waarom zou je dat niet letterlijk nemen? Daarnaast worden schrijvers niet alleen gepijnigd door het schrijven: ze worden gepijnigd door het leven. Een beetje roken en snuiven om de dag door te komen is pure noodzaak.
Voor de jonge, ongekwelde talenten die nu beginnen te sputteren bij het idee: ook Kurt Vonnegut was zich van dit stereotype schrijversbeeld bewust. Tot de jaren 60 was Vonnegut fris geschoren, kort gekapt en netjes gekleed. Maar nadat hij twintig jaar aan Slaughterhouse Five had gewerkt, wilde hij niet zomaar een auteursfoto op de achterflap zetten. Hij vreesde dat zijn Harvardstijl de culturele elite niet aan zou staan. Dus liet Vonnegut een snor staan, verloor hij een aantal kilo’s en veranderde zijn korte kapsel in een gigantische bos krullen. Hij wilde eruitzien als ‘an author who was in.’ Het lukte: Slaughterhouse Five werd een bestseller en de warrige haardos van Vonnegut is niet meer weg te denken uit de literaire wereld. Dat het daarnaast resulteerde in een identiteitscrisis en depressie – in het licht van zijn gewenste schrijversimago was dat natuurlijk mooi meegenomen.
Mijn probleem is dat ik weinig talent heb voor zowel dramatiek als zelfdestructie. Ik heb het geprobeerd: ik heb de helft van dit stuk geschreven in een café, met een glas wijn, terwijl ik zuchtte en steunde. Jarenlang heb ik gedacht dat dit de enige manier was waarop ik ooit een goed verhaal zou kunnen schrijven.
Dat had ik mis.
‘Het lukt niet,’ klaagde ik tegen een vriendin die achter de bar stond. Het was zondagmiddag, meer tijd voor koffie dan voor wijn.
Ze gaf me een kop. ‘Zolang je maar wat op papier zet, toch?’
De wijn, de hoed, het bruine colbertje: al die dingen doen er niet toe. Vonnegut had zich net zo goed kunnen scheren, Hemingway had net zo goed thee kunnen drinken, en ik – ik maak dit stuk af aan de keukentafel. Het enige wat er toe doet is dat de woorden achter elkaar komen te staan, één voor één. ‘Don’t be a writer, be writing.’
Maar daar mag je natuurlijk best moeilijk bij kijken.