Nieuwsbrief: Het goede woord kiezen

Dag lezer,

Het is precies zes weken geleden dat mijn zoon werd geboren. ‘Werd geboren’, dat klinkt nogal passief. In het Engels heet de laatste fase niet voor niets active labour, en die woorden zijn beter: het was behoorlijk hard werken. En ondanks de lange bevalling en de negen maanden wachten, was hij daar toch ineens. We gaven hem de naam die we sinds februari al in gedachten hadden, een vernoeming naar mijn opa: Wout. Een naam die eerder nog wat abstract was en die ik uit bijgelovigheid niet durfde te gebruiken. Sinds zes weken is het niet alleen meer een naam die we mooi vinden, het is nu zíjn naam, een naam die verbonden is aan het kleine mannetje dat nu tegen me aan ligt, met zijn perfecte vingertjes en teentjes en babygeur. What’s in a name? Alles.

De juiste woorden vinden – dat is bij bijna niks zo belangrijk als bij een naam geven aan een kind. Maar ik moest er ook aan denken toen ik deze week het document met de werktitel op mijn laptop opende (nu er in de nacht weer wat geslapen wordt, durfde ik het aan). Ik probeer de juiste woorden te vinden voor een verhaal dat zich duizend jaar geleden afspeelt, zonder dat het stoffig of gedragen wordt.

Deze week keek ik de film Tolkien, die zich richt op de jonge jaren van de schrijver. De interessantste gesprekken in de film gaan over taal: wat zijn mooie woorden? Zijn woorden alleen mooi door de klank, of ook door hun betekenis? Hoe werken vorm en inhoud samen? Voor Tolkien was het zijn levenswerk: een nieuwe taal maken voor de verhalen die hij wilde vertellen.

Zo ver wil ik niet gaan (en zo’n begaafd linguïst ben ik niet). Maar de vraag welke woorden het beste passen blijft relevant, in ieder geval voor mij als schrijver, maar eigenlijk voor iedereen die graag wil zeggen wat hij of zij bedoelt. Tussen gevoel en taal zit nogal eens een barrière.

Ik blijf er op puzzelen. Maar zes weken geleden hebben we volgens mij het juiste woord gekozen.

Liefs,

Else


Een boek dat je wakker houdt

Mijn nachten waren de afgelopen tijd nogal gebroken. Een boek dat me uitstekend wakker hield tijdens de nachtvoedingen was A Sorceress Comes to Call van T. Kingfisher. Voor iedereen die van fantasy houdt maar niet meer kan lezen over moordende tieners is het een aanrader: één hoofdpersonage is weliswaar een onzekere veertienjarige, de ander is een vijftigjarige vrouw met een slechte knie die ook nog eens de liefde vindt.


Een serie om te bingen

Naast lezen heb ik ook veel gekeken. Zo race ik door Netflix heen. Een serie die me veel te snel was afgelopen, was Nobody Wants This. Het is een romantische comedy waarin een rabbijn en een atheïst elkaar vinden. Het zijn daadwerkelijk leuke mensen die je een relatie gunt én het is grappig. Gelukkig komt er een tweede seizoen.

Nieuwsbrief: Dingen die niet verboden zijn

Dag lezer,

Sommige dingen voelen illegaal, maar zijn het niet. Op het internet zijn voldoende lijstjes te vinden (bijvoorbeeld ‘het inhalen van een politieauto’, ‘een sample eten maar het eten niet kopen’). Laatst had ik zo’n ervaring bij de bibliotheek. Ik zocht een boek in de catalogus op, en kon het niet laten om ook even mijn eigen boeken te checken – ze zijn beschikbaar én regelmatig uitgeleend bij de bibliotheek Noord-Veluwe. Ik kwam er ook achter dat de catalogus een sterrensysteem heeft, én dat ik mijn eigen boeken sterren kan geven. Snel zocht ik mijn twee romans op, drukte twee keer op de vijf sterren, en keek daarna om me heen of niemand me gezien had. Gelukkig is de bibliotheek een rustige plek.

Iets anders wat ik altijd een beetje clandestien vind voelen, is het online ondertekenen van contracten. Met een klik zet je een paraaf, en dat voelt wel heel eenvoudig – waar zijn die gekke halen die mijn handtekening altijd heeft? Toch heb ik ook dat twee keer gedaan deze week. Het tweede contract was voor De Standaard – inmiddels ben ik er zo bekend dat ik moest worden opgenomen in de administratie. (Niet dat dat betekent dat ik nu een contract heb om een bepaald aantal stukken per jaar aan te leveren – in principe schrijf ik nog steeds freelance, alleen is het nu wat makkelijker voor de administratie om me uit te betalen.)

Het tweede contract dat ik tekende was bij Uitgeverij Prometheus. De roman waar ik nu aan werk heeft eindelijk een echt contract en een heuse deadline. Die deadline staat op 1 juli 2025. Dat betekent niet dat het boek dan in de winkels ligt, maar dat dat hopelijk in najaar 2025 het geval is. Ook nu kon alles met een online krabbel weer geregeld worden.

Of dat boek vijf sterren gaat krijgen is natuurlijk even afwachten – maar wees niet verbaasd als je me volgend najaar bij de bibliotheekcomputer ziet terwijl ik schichtig om me heen kijk. Op de een of andere manier vinden bibliotheekbezoekers mijn boeken echt fantastisch.

Liefs,

Else


Troep of treasure

Voor De Standaard schreef ik een stuk over online shoppen, nadat ik cadeautjes had besteld bij een webshop van een vrouw die na vier jaar toch stopte met het maken van sieraden. Leuk, dacht ik, een vrouw in de buurt en ook nog eens een kleine ondernemer! Maar toen kwam het verzendbewijs: de sieraden kwamen met een containerschip uit China, verschepen zou minstens zeven weken duren.

Met nieuwe ogen keek ik naar de site – nu naarstig op zoek naar de annuleringsvoorwaarden. Was die vrouw AI-gegenereerd? Waarom had ik de positieve reviews op de site zelf vertrouwd en niet wat verder gegoogeld? Waarom kan ik, toch een ervaren online shopper, troep en treasure niet meer van elkaar onderscheiden? En waarom is die misleiding eigenlijk niet verboden? Over mijn zoektocht en goede voornemens kan je hier meer lezen.


Vakantie in eigen hoofd

Mijn verlof is begonnen, en dat betekent dat ik veel in de hangmat lig en boeken lees. Toegegeven, een heel aantal boeken gaat over babyslaappatronen, maar ik heb gelukkig ook tijd voor romans.

Een goede tip voor iedereen die net als ik in Nederland is en alleen mentaal op reis gaat, is Boekhandel in de bergen van Alba Donati. Over een vrouw die, inderdaad, een boekhandel begint in de Italiaanse Alpen. Als je van boekhandels en bergen houdt, en af en toe fantaseert dat je waarschijnlijk wel in een boekwinkel zou werken als het leven iets anders was gelopen, is dit het ideale leesvoer. 

Nieuwsbrief: Succes is een bot

Dag lezer,

Om een beetje inspiratie op te doen voor ik ga schrijven, lees ik mythen en sagen uit de middeleeuwen. Zo herlas ik de fabels van Esopet (of Aesopus), een collectie met dierenverhalen uit de dertiende eeuw. Esopets fabels zijn bekend – zelfs als je nog nooit van hem gehoord hebt komen de meeste verhalen je waarschijnlijk bekend voor. Esopet was vermoedelijk een slaaf. Een reden dat hij dierenverhalen schreef, was dat hij niet over mensen mocht schrijven. Daarnaast waren dieren veilig materiaal: je kon ze allerlei immorele dingen laten doen en daar een les aan verbinden, zonder dat je belangrijke personen voor het hoofd stootte. Ik lees de fabels soms in de klas. De verhalen spreken tot de verbeelding én zijn kort en krachtig, iets waar de meeste leerlingen wel van gecharmeerd zijn.

Een voorbeeld van een bekende fabel is die van de hond met zijn bot. Een hond loopt met een groot bot in zijn bek over een brug. Hij ziet zijn eigen spiegelbeeld in het water en denkt: wat een groot bot! Hij hapt ernaar, laat zo zijn eigen bot vallen, en raakt het uiteraard kwijt.

Ik moest aan deze fabel denken toen ik het laatst met andere schrijvers over onze definitie van succes had. Wat is eigenlijk succes als schrijver? Slechts weinig auteurs in Nederland kunnen van de pen leven. Met de aangekondigde BTW-verhoging op boeken zullen de inkomsten niet echt toenemen. Mijn boeken hebben een aantal goede recensies gekregen, maar zijn geen bestsellers. De kans dat er ooit een Hollywoodverfilming komt schat ik nét iets hoger dan nul. Waarom doen we het dan eigenlijk?

Succes is een bot, en er is altijd ergens anders een bot dat er aanlokkelijker uitziet – een hoger voorschot, meer verkoop, een groot interview. Tevreden zijn met het bot dat je hebt is lastiger dan wensen dat je iets anders hebt. En misschien lees ik nu iets te veel in Esopets fabel, maar ik denk dat je zelf je bot moet kiezen: zelf je definitie van succes moet bepalen, en die niet afhankelijk moet laten zijn van wat je in het water ziet. (Overigens zou Esopet geen bezwaar hebben tegen deze lezing – interpretatie is juist de bedoeling, alleen domme mensen nemen volgens hem de fabels letterlijk). Voor mij is die eigen definitie van succes: het goede woord op de goede plek, tijdens het schrijven van een nieuw hoofdstuk de tijd vergeten, een essay waar ik tevreden over ben.

Niet dat het niet leuk is om af en toe een ander bot toegeworpen te krijgen. Zo kwam ik er vorige week tijdens het nakijken achter dat een gedeelte van een van mijn essays in het vwo-examen Nederlands gebruikt was. Ik maakte zo’n vreemd geluid dat zowel mijn vriend als mijn hond even kwamen checken of het wel goed ging. Dat ging het zeker: zo kwamen mijn twee loopbanen wel heel mooi samen.

Of mijn herkansers ook zo enthousiast zijn is nog even de vraag. Voor hen is de definitie van succes op dit moment nog zonneklaar: het behalen van een diploma, dat ultieme bot dat ze zes jaar is voorgehouden. Daarna mogen ook zij hun eigen succes gaan kiezen. En misschien lezen ze zelfs nog wel eens Esopet.

Liefs,

Else


Een zeer kort verhaal

Af en toe mag ik iets schrijven voor Shortreads, een platform waar auteurs verhalen schrijven over de actualiteit. Ik had een mooie dag toebedeeld gekregen: de dag waarop leerlingen hun eindexamenuitslag kregen. In de ochtend schreef ik het (zeer) korte verhaal ‘Wachten duurt het langst’ – over wachten tot de rest van je leven eindelijk gaat beginnen.


Niet leuk, wel steengoed

Ik leerde Lotte Kok kennen op het Das Magazin Schrijfkamp in 2015. Inmiddels is haar derde boek, Wat liefde kan doen, net uit. Het is geen licht boek. Het gaat over huiselijk geweld en over hoe het is om in een relatie te zitten waarin je langzamerhand steeds minder lucht krijgt. Het feit dat het boek bestaat, is op zich al een succes: eindelijk kan ze haar eigen verhaal vertellen. Daarnaast is het meesterlijk geschreven. Ik had het in een dag uit. Leuk is het niet, wel steengoed, en ik zou het aan iedereen aanraden.

Wat ze ook zeggen, verveling is vooral vervelend

Weinig dingen die de laatste jaren zo de hemel in geprezen worden als verveling. Nietsdoen zou goed zijn voor de mentale rust én de creativiteit bevorderen. Zoals Rani De Coninck het vorige week zei in De Morgen: “Daar begint alles, met verveling.” Else Boer was dan ook van plan om er alles uit te persen, uit haar dagen vol verveling. Maar kijk, het lukte niet.

Het was meivakantie en ik zat op mijn campingstoel. Ik had twee boeken gelezen, met een haaknaald geprutst, en door de aanhoudende regen was er geen ontkomen meer aan: ik verveelde me. De lange zomervakanties als kind, waarin ik dat gevoel vaak ervaren had, kwamen me weer voor de geest. Dat stroperige gevoel van de tijd die voorbij kruipt – ik wilde er liefst zo snel mogelijk vanaf.

Het opvallende was dat ik weken had uitgekeken naar nietsdoen. Helemaal nergens mee bezig zijn na weken van lange dagen, het leek me heerlijk. Tot die verveling me dus bekroop en als een gekmakende jeuk bleef hangen, net zo irritant en oncomfortabel. Omdat ik regelmatig aan yoga doe en voldoende psychologieboeken heb gelezen, leek het me goed te blijven ‘zitten met dat gevoel’. Als je het voelt, zo luidt de gedachte, dan is het vast wel ergens goed voor. Maar ja, waarvoor dan?

*

Voor het blog van De Standaard schreef ik een stuk over verveling. Hier te lezen!

Nieuwsbrief: Het tellen van de tijd

Tien jaar geleden volgde ik een college van een gastdocent. Het onderwerp leek me in eerste instantie niet bijster interessant: het ging over tijdsbeleving in romans. Ik had het voorbereidende leeswerk niet gedaan en dus had ik geen idee waar het precies over ging. Maar het hoorcollege bleek een eye-opener. De docent behandelde die geschiedenis van onze tijdsmeting. Dat mijn horloge de tijd dicteert, vind ik vanzelfsprekend. Voor iemand uit de middeleeuwen waren dat de gebedsgetijden, en die werden weer bepaald door de stand van de zon. Dat betekent dat ‘het midden van de dag’ elke dag anders was: de dag duurt in de winter immers korter dan in de zomer. Eén vaste tijd bestond dus niet.

Nu ik bezig ben met een historische roman, moest ik weer aan dit college denken. In een verhaal verstrijkt de tijd, maar mijn personages kennen geen klokuren. En de meeste lezers zijn waarschijnlijk niet bekend met de katholieke gebedstijden – verder dan het vesper en de none kwam ikzelf in ieder geval niet.

Ook de maanden vormen een vertelprobleem. Onze Gregoriaanse jaarkalender is pas ingevoerd in 1532 – ver voor de gebeurtenissen in het boek. Daarvoor werd de Juliaanse kalender gebruikt, die qua jaarindeling niet veel van de Gregoriaanse verschilt, maar het is niet heel waarschijnlijk dat ongeschoolde middeleeuwers de namen noemden bij hun officiële namen: Aprilis, Martius, Maius. In plaats daarvan noemden ze de maanden naar wat er op dat moment gebeurde. Maart was de lentemaand, April de grasmaand (omdat het gras opkwam) en mei de bloeimaand. Het zijn in ieder geval namen waarbij het verstrijken van de tijd duidelijk wordt. De Franse republikeinen hebben overigens geprobeerd om de jaarkalender te wijzigen en deze oude namen voor de maanden weer in te voeren – zonder blijvend succes, al is ‘nevelmaand’ een prachtige naam voor november.

En een andere reden waarom ik over tijd nadenk, is omdat mijn eigen telling veranderd is. Inmiddels tel ik het verstrijken van de dagen niet meer in maanden, maar in weken – iets wat gebruikelijk is wanneer je zwanger bent, maar wat ik hiervoor nog nooit eerder had gedaan. Om anderen tegemoet te komen, probeer ik snel terug te rekenen. Ik ben nu vierentwintig weken zwanger, dus ongeveer vijf maanden. Ik moet er telkens weer bij nadenken: het gaat allemaal goed en voorspoedig, en daardoor verstrijken de weken bijzonder snel.  

Wanneer de roman uitkomt blijft onduidelijk, want een heldere planning maken vind ik lastig, met zo’n levensveranderende gebeurtenis in zicht. Gelukkig leer ik dat uit al mijn research: alles op zijn tijd. 

Liefs,

Else


Boekentip (met wat extra titels)

Ik heb al veel over zwanger zijn en moederschap gelezen – non-fictie én fictie. In de laatste categorie is een van de beste boeken die ik las The Long Answer van Anna Hogeland (dat klinkt heel Hollands, maar ze is Amerikaanse). Niet eerder heb ik een roman gelezen waarin zwangerschap zo uitgebreid en indringend werd beschreven – niet alleen bij een goed verloop, maar ook bij het verlies van een kind. De hoofdpersoon Anna verzamelt verhalen van de vrouwen om haar heen. ‘Of heb je soms zelf ook een verhaal te vertellen?’ vraagt een van die vrouwen haar op een gegeven moment. ‘Nee hoor,’ zegt Anna. Dat blijkt natuurlijk niet zo te zijn. Wanneer blijkt dat Anna’s baby niet levensvatbaar is, schrijft ze iets wat wat mij betreft de essentie is van waarom we elkaar verhalen vertellen: ‘Ik had dat moment heel veel behoefte aan dat soort verhalen, zoals ik ook behoefte had aan water en zout. Ik moest weten wat je kon doen met je leven als het leven dat je voor je zag letterlijk uit je was weggezogen. Ik zocht er overal naar, in romans en memoires, films, televisieseries en vlogs op Youtube, maar het was nooit genoeg. Ik moest weten hoe je zorgt dat je niet instort.’ Het is geen lichte kost, maar van alle romans die ik las over zwangerschap (Rachel Cusks A Life’s Work, Mieko Kawakami’s Breasts and eggs, Alexis Schaitkins Elsewhere, het grappige Mamamorfose van Renske de Greef) zou ik dit aan iedereen aanraden.

Nieuwsbrief: Het heden is een dun vlies

Een leuke bijkomstigheid van het schrijven van een historische roman is al het onderzoek dat je ervoor moet doen. Leuk, en soms een beetje frustrerend, want het schrijven is geen marathon, maar eerder een wedstrijd hordelopen. Zo stop ik bij het schrijven regelmatig om een etymologisch woordenboek te gebruiken. Want hoewel mijn personages niet in het Middelnederlands spreken (het moet allemaal wel een beetje leesbaar blijven), is niets zo irritant als een personage dat een duidelijk anachronisme uitspreekt. Personages zeggen geen ‘yo, hoe is het’, dat is duidelijk, maar van sommige uitdrukkingen weet ik het niet zo zeker. Kon je in de middeleeuwen ook al stampij maken? Het etymologisch woordenboek geeft uitsluitsel: ja, dat kon. De eerste keer dat het woord ‘stampij’ voorkomt in een geschreven tekst, is in 1265: ‘Al sijn stampijen neder leide’. Dat houdt zoveel in als ‘dat het gezwel/de ophef ophield pijn te doen’. Nu is 1265 nog anderhalve eeuw verwijderd van 1107, waarin het verhaal wat ik vertel begint, maar een beetje dichterlijke vrijheid is het recht van de romancier. Ook leuk: de hond in de pot vinden, het paard voor de wagen spannen – middeleeuwse Nederlanders zouden je misschien niet verstaan, ze zouden wel precies weten wat je bedoelde.

Het etymologisch woordenboek is niet de enige horde. Een ander – blijkbaar eeuwig – probleem is mijn gebrek aan concentratie. Er zijn altijd honderd andere dingen te doen, en als ik eenmaal zit om me te focussen op het boek dwalen mijn gedachten onvermijdelijk af. Ik heb gewoon een paar dagen nodig – misschien een week – waarin ik niemand spreek, geen internet heb, een goede vulpen, en dat boek zou al lang af zijn, toch? Zo’n beetje als een middeleeuwse monnik. Maar wat blijkt: zelfs monniken in de middeleeuwen worstelden met afleiding. Ze schreven boeken vol tips over hun oneindige strijd met hun gedachten (een mooie bloemlezing is samengesteld door historicus Jamie Kreiner). Leuk feitje: jonge monniken opperden regelmatig dat ze misschien beter naar huis konden, waar hun ouders hun eten zouden klaarzetten en ze minder taken hadden, en dat ze zich dán echt op hun meditatie konden focussen. Het gras is elders altijd groener. Blijkbaar heb ik dus een vrij middeleeuws probleem, of hadden de monniken bijzonder moderne denkwijzen. Ik voel me er in ieder geval iets minder slecht over mijn eigen ‘wandering mind’.

En al die research bevestigt mijn eigen vermoeden: dat het verleden veel minder ver is dan we soms denken, dat problemen waarvan we menen dat die uniek zijn voor onze tijd vooral heel universeel en menselijk zijn. Hoe meer ik lees, hoe meer het heden als een dun vlies over de werkelijkheid is – wanneer ik door mijn oogharen kijk, springt het verleden in beeld. Nu maar hopen dat dat voor de lezer ook zo is.

Liefs,

Else


Lenteboek

Nu het echte lenteweer nog even op zich laat wachten, ben ik begonnen in Het vogelhuis van Eva Meijer. De roman gaat over Len Howard, een vrouw die haar carrière als violiste gedag zei, en op het Engelse platteland als een van de eersten onderzoek doet naar het gedrag van vogels. Het vermengt haar baanbrekende vogelonderzoek met haar levensverhaal, dat zich grotendeels afspeelt aan het begin van de vorige eeuw. Een mooi boek om de lente mee in te luiden, al is het maar mentaal.


Schrijfontwijkend gedrag

Favoriet in het rijtje afleiding (nou ja, eigenlijk een noodzakelijk kwaad waar ik anders geen zin in heb) is schoonmaken. Ik houd van een opgeruimd en schoon huis. Sterker nog: ik kan me maar slecht concentreren aan een bureau dat een zooi is. Denk ik. Hoe schoon moet het allemaal eigenlijk zijn? Voor De Standaard schreef ik er een column over, met een rol voor #cleantok en de manier waarop ons huis en onze identiteit samenhangen.

De kristallenhype: zit er dan echt een helende kracht in stenen en kristallen?

Voor De Standaard schreef ik een artikel over de obsessie met kristallen die ik in mijn omgeving zie. Waarom eigenlijk?

Beroemdheden als Adele, Victoria Beckham en Gwyneth Paltrow maken er geen geheim van dat ze kristallen kopen omdat ze geloven in hun positieve invloed. Ook op sociale media en in wellness-shops leeft het idee dat sommige stenen kunnen helen. Waarom denken mensen dat?

Niet lang geleden was ik op een trouwfeest. Ik gaf een van de andere gasten een complimentje met haar ketting. “Dank je”, zei ze. “Het is agaat. Het helpt me om tot rust te komen in zulke grote groepen.” Niet lang daarna zat ik in een gesprek met verschillende vrouwen, van begin 20 tot eind 30 jaar, die zwoeren bij de helende werking van kristallen. Iemand had een bergkristal staan dat haar hielp bij het mediteren. Een andere droeg tijdens haar zwangerschap een mosagaat, als steun voor een ongecompliceerde bevalling. Geen van deze vrouwen was bijzonder spiritueel, maar kristallen bleken de grote uitzondering.

Misschien niet vreemd: celebrity’s zweren al jaren bij de helende krachten van kristallen. Zo hield zangeres Adele bij haar comeback in 2016 een steen vast die haar hielp bij het overwinnen van haar podiumangst. Kendall Jenner en Bella Hadid worden regelmatig gespot met gepersonaliseerde armbanden die positieve energie moeten bevorderen. De kristallenhype is niet alleen een ding van millennials: ook Gen Z-ers doen eraan mee (check op Tiktok de hashtag #crystaltok). Kristallen zijn intussen een miljardenindustrie geworden, die niet meer voorbehouden is aan geologen en natuurkenners, maar aan jonge mensen die hun wel­be­vin­den willen verbeteren.

Het gesprek op het trouwfeest liet me verbaasd achter – ik had gewoon een mooie ketting gezien. In de nuchtere opvoeding die ik heb genoten, werd er vooral gegniffeld om mensen die aan voorwerpen een bijzondere betekenis hechten. Maar ik was ook nieuwsgierig: waarom zweren zoveel mensen hierbij? Is het een kwestie van “baat het niet dan schaadt het niet”, of is dat te snel gezegd?

*

Het volledige artikel is hier te lezen.

Nieuwsbrief: Traag maar gestaag

Dag [subscriber:firstname | default:lezer],

Laatst vroeg een collega op school me: ‘En schrijf je eigenlijk nog?’ Het is een goede vraag. Over dat schrijven valt nou eenmaal niet altijd wat te vertellen, en het klopt dat ik soms wel veel andere dingen doe. Soms typ ik iets. Soms niet. Wanneer ik niets typ, zit ik voornamelijk voor me uit staren.

Zo deed ik een hele tijd over deze zin: ‘Ik keek door het raam.’ Niet de ingewikkeldste constructie, maar mijn volgende boek speelt zich af in de middeleeuwen. Ook toen hadden ze ramen, alleen: kon je daar eigenlijk wel doorheen kijken? Slechts de allerrijksten hadden ramen met glas. Voor de meeste ramen in normale huizen werden luiken geplaatst, of er werd een stuk varkenshuid voor gespannen. Alleen is het een beetje vreemd als een personage zélf over het raam nadenkt als ‘Ik keek tegen het stuk gespannen varkenshuid tegen het raam aan’. En klopt het woord ‘raam’ eigenlijk nog wel bij wat een moderne lezer zich voorstelt?

Uiteindelijk heb ik er na twintig minuten voor gekozen de zin te laten staan: door de meeste ramen kon je kijken wanneer de luiken geopend waren. Daarnaast slaat het woord ‘raam’ op het gehele raamwerk: dat klopt dus bij hoe we het ons 2023 voorstellen, of er nou glas in zit of niet.

Leuk dus, historisch schrijven, maar echt snel gaat het niet. En er is, met de historische context, nog een activiteit bijgekomen die me van het tikwerk afhoudt: veldwerk. Zo ben ik in december naar het Stadsmuseum in Zutphen geweest en spit ik regelmatig door een archief. Ik luister podcasts en verzamel middeleeuwse kookboeken. Het is heel makkelijk om een hele dag bezig te zijn zonder meer dan een alinea te schrijven.

Maar gelukkig is er af en toe ook iets af. Voor het Vlaamse De Standaard schreef ik een stuk over goede voornemens, en hoe je dit jaar nou écht meer kan gaan lezen. Dat vergat ik verder helemaal met iemand te delen, want ik was zelf op vakantie (en lekker aan het lezen). Ook geinig: mijn bewering dat lezen en langer leven aan elkaar gelinkt zijn werd gefactcheckt door een Vlaamse wetenschapssite. Uiteraard doe ik mijn huiswerk, maar ik was toch een beetje opgelucht toen ze me gelijk gaven.

Misschien moet mijn goede voornemen zijn om meer op papier te zetten, maar tot nu toe bevalt dit tempo me wel: traag maar gestaag. Er zijn zoveel interessante zijpaadjes te bewandelen die ongetwijfeld hun weg naar het boek wel vinden, dat het zonde is alleen de hoofdweg te nemen.

Het korte antwoord op de vraag van die collega is dus: ‘Ja.’ Maar zoals bij bijna alles is de lange route interessanter.

Liefs,

Else


Boekentip

Een prachtige historische roman, die niet alleen een mooi tijdsbeeld schetst maar ook nog eens een interessant historisch figuur tot leven wekt, is The Marriage Portrait van Maggie O’Farrell. Lucrezia is vijftien wanneer ze wordt uitgehuwelijkt. Een jaar na haar huwelijk sterft ze onder verdachte omstandigheden. Haar man, de heerser van Ferrara, is ontevreden met het feit dat ze hem nog geen zoon heeft gegeven. De roman speelt slim met deze historische gegevens: wil de man van Lucrezia haar echt vermoorden? Kan ze hem te slim af zijn, of is haar noodlottige einde onafwendbaar?


Themafeestje

Voor wie nog eens een middeleeuws themafeestje wil geven, is de site www.medievalcookery.com een aanrader. Gevulde eieren, geroosterde rijst, appeltaart: zo slecht was het eten toen zeker niet (mits je niet onbemiddeld was). Wil je een volledig diner samenstellen, dan vind je voorbeelden van wat er gegeten werd tijdens banketten. Vergeet ook niet voor entertainment te zorgen: een nar of een verhalenverteller is een mooie aanvulling tussen de gangen door. 

Als je meer wilt lezen (maar er niet toe komt)

Voor De Standaard schreef ik een stuk over een klassiek goed voornemen: meer lezen. Maar hoe breng je dat goede voornemen nou precies ten uitvoer?

Ik ben schrijver geworden omdat ik veel van lezen houd. Als kind verslond ik alle boeken in de bibliotheek, zodat ik op mijn tiende al bij de volwassen romans aan het neuzen was (en erachter kwam dat de vampiers van Anne Rice me toch echt te eng waren). Ik was dol op lezen en ben het altijd blijven doen, met vorig jaar 55 gelezen boeken op de teller – iets meer dan een boek per week. Maar de meeste vrienden die ook van lezen hielden, zijn die liefde mettertijd verloren. In de goede voornemens van de mensen in mijn omgeving staat steevast (na alles wat onder ‘gezonder leven’ kan vallen): meer lezen.

Maar hoe doe je dat als de streamingdiensten en bekroonde series je om de oren vliegen, en er ook altijd wel een voetbalwedstrijd wordt uitgezonden? Als veellezer ben ik bevooroordeeld ten gunste van het boek, maar is het eigenlijk wel zo goed voor je om meer te lezen – of kun je gewoon de boekverfilming kijken?

*

Het hele artikel is hier te lezen.

Nieuwsbrief: Concrete antwoorden

Dag [subscriber:firstname | default:lezer],

Nu De huurster en het poppenhuis ruim een half jaar oud is, krijg ik met enige regelmaat de vraag of ik alweer met iets nieuws bezig ben. Mijn antwoorden waren tot nu toe altijd een beetje vaag: ja, ik ben weer wat dingen aan het uitwerken, ik schrijf wat essays, ik zet ideeën op papier. Eén van die ideeën heb ik in september opgestuurd naar mijn redacteur, die zei: ‘Interessant, ga maar uitwerken!’ Dat heb ik gedaan. De eerste hoofdstukken heb ik begin november opgestuurd. En inmiddels kan ik wat concreter antwoorden: ja, ik ben weer met een nieuw boek bezig.

Het idee zit al een tijd in mijn hoofd. Als docent Nederlands ben ik vaak bezig met middeleeuwse verhalen. Ik lees zelf graag hertvertelling van oude verhalen vanuit een nieuw perspectief: verreweg de meeste boeken die ik heb gelezen de afgelopen jaren zijn hervertellingen van Griekse mythen of historische gebeurtenissen die vanuit een ander (vaak vrouwelijk) perspectief worden verteld. Daar ga ik me zelf nu ook aan wagen: het nieuwe boek wordt een hervertelling van een middeleeuws verhaal (daarover later vast meer). Dat betekent veel research. Binnenkort mag ik van mezelf veldwerk doen – eindelijk eens die schrijfkamer uit!

Maar dat is de laatste tijd bezig was met essays, is ook niet gelogen. Zo schreef ik voor de Standaard een stuk over alle herfstcontent die me online opviel. Waarom wordt de herfst me zo verkocht? Heeft het misschien wat te maken met klimaatverandering?

Klimaatverandering is sowieso een thema in wat ik denk en schrijf. Voor De Standaard schreef ik een essay over het verenigen van mijn kinderwens en mijn klimaatangst: gaat dat eigenlijk wel samen? Ik kreeg er zoveel reacties op dat ik de stoute schoenen aantrok en het onderwerp ook aan NRC voorstelde. En daarom staat een variant van dat essay (omgeschreven naar de Nederlandse context) vandaag op de cover van het zaterdagkatern. Ook de moeite waard vanwege de prachtige illustraties die Trui Chielens altijd maakt bij mijn stukken.

Liefs,

Else


Muze

Als schrijver zit je veel op je schrijfkamer, maar gelukkig niet altijd alleen. Ik ben heel blij dat Loren Snel af en toe haar schrijfgedachten met me wil delen. En nu is haar eerste, briljante roman Muze uit: een boek over twintig zijn en kunstenaar willen worden en over moeilijke, grensoverschrijdende relaties. Zoals de Volkskrant zegt: ‘slechte (maar zeer goed beschreven) seks’, en dat is een van de moeilijkste dingen om te schrijven (dat weet iedereen die weleens de Bad Sex in Fiction Awards heeft gevolgd). Ik heb het boek in een week uitgelezen, en dat was alleen omdat ik veel nakijkwerk te doen had en pas mocht lezen als ik dat af had. Een aanrader, kortom. 


‘Knowing we are all in this’

Ik lees graag poëzie, maar niet altijd aan één stuk door. Ik ben dus al sinds de zomer bezig aan de bundel Bright Dead Things van Ada Limón. Haar gedichten zijn kort en mooi, als een soort overdenking. Zoals ze zelf zegt: ‘The thing that I’ve found that helps is knowing we are all in this, someone had gone or is going through the same thing. Poetry helps us with that.’ Andere aanrader voor iedereen die met klimaatangsten zit: de bundel Winterbloeiers van Yentl van Stokkum. 

Nieuwsbrief: Leeslijsten

Ik heb dit jaar 41 boeken gelezen. Dat weet ik, omdat ik het bijhoud. Het lijstje in mijn dagboek beslaat inmiddels twee pagina’s, met allerhande inhoud. Verreweg het grootste deel is fictie, maar ik lees ook non-fictie en zo nu en dan een kinderboek. Om het leuk te houden voor mezelf geef ik geen sterren (misschien is dat beroepsdeformatie, het is natuurlijk doodeng om als auteur sterren toebedeeld te krijgen). Ik houd ook geen online lijstjes bij: als ik iets invoer op een site voel ik me toch schuldig wanneer ik een boek niet-uitgelezen wegleg (de term in online boekenland is DNF: did not finish). En boeken uitlezen die ik niets vind, dat doe ik niet meer.

Want zelfs met de teller op 41 boeken, blijven er zoveel boeken over die ik níet gelezen heb. Vorige week vrijdag was de jaarlijkse zomerborrel van Uitgeverij Prometheus. En hoewel ik veel lees, liepen er ook veel schrijvers rond van wie ik het laatste boek zeker nog niet gelezen had. En er waren schrijvers die een boek uit zouden brengen dat onmiddellijk om mijn ‘nog te lezen’-stapel zou komen. Ik ging met een pagina vol suggesties naar huis.

Toevallig ben ik deze week een boek aan het lezen over minimalisme, The Year of Less. De schrijfster van dat boek vertelt hoe ze aan het begin van haar minimalistische jaar de boeken wegdoet die ze al gelezen had. Halverwege het jaar doet ze óók de boeken weg die ze nog niet gelezen heeft. Kijkend naar de stapel voelde ze zich schuldig: ‘Ik had ze gekocht voor de toekomstige Cait,’ schrijft ze,’ die wél tijd zou maken om die wetenschapsroman te lezen.’ Die ideale versie van haarzelf bestaat natuurlijk ook in de toekomst niet. Aan het einde van het jaar is er nog maar een klein boekenplankje gevuld.

Het deed me kritisch kijken naar mijn eigen stapels ongelezen boeken. Had ik die gekocht voor de toekomstige Else, die ze toch niet zou lezen? Zijn boeken kopen en lezen niet twee verschillende hobby’s?

Ik heb niks weggegooid. Al met al vind ik het een daad van optimisme, zo’n gevulde boekenkast met een flink percentage ongelezen romans. Ik denk namelijk nooit dat ik ze niet ga lezen – ik denk dat ik er echt nog wel eens aan toe ga komen, en het idee dat ik zonder leesvoer kom te zitten maakt me onrustig.

Mijn leeslijst geeft me geen ongelijk: als ik mijn best doe, zou ik volgend jaar al die ongelezen boeken uit mijn kast wel uit moeten hebben. Weg doe ik ze dus niet. Maar ik beloof ook niks. Lezen moet wel leuk blijven.

Liefs,

Else


The Storygraph

Ik voer geen lijstjes meer in online, maar mijn favoriete boekensite blijft Storygraph. Een van de redenen waarom ik soms stop met lezen is dat ik een boek heb gelezen dat ik zó goed vond, dat de volgende op mijn lijst vrijwel meteen tegenvalt. Op Storygraph kan je invullen waar je zin in hebt (genre, dikte, ‘zwaarte’ van het boek) en krijg je daarna een gepersonaliseerd rijtje te zien waar altijd wel iets in staat wat de moeite waard is. Een tip voor wie net als ik soms moeite heeft om een nieuw boek op te pakken, en natuurlijk voor wie wél van online lijstjes houdt.


Opruimen of verzamelen?

Over mijn moeizame verhouding met het minimalisme schreef ik al eerder iets. Ik vind het principe zo mooi! En ik houd van opgeruimd! Ik wil ook onthechting! Maar anderzijds vind ik stapeltjes gezellig. De leukste huizen zijn wat mij betreft zoals die in de films van Nora Ephron: gezellig en met eens in de zoveel frames een stapeltje boeken. Nou goed, zo nu en dan steekt die dualiteit de kop weer op. Hier schreef ik er meer over.


Inschrijven voor de nieuwsbrief? Dat kan hier!

Nieuwsbrief: Servies, souvenirs en zomers geluk

Ik las ooit dat de beste souvenirs gebruiksvoorwerpen zijn: objecten die je elke dag weer herinneren aan die leuke trip die je hebt gemaakt. Als dat het geval is, dan heb ik deze vakantie de jackpot van vakantieherinneringen ingeslagen. In een Zweedse loppis (een klein onbemand schuurtje waar de eigenaar al zijn of haar oude spul had neergezet) vond ik hét retroservies waar ik al jaren naar speur. Bruin, oud, maar met voldoende delen en vaatwasserbestendig. Gewikkeld in een fleecedeken en oude handdoeken ging het mee naar huis.

Zo’n servies is niet de meest praktische souvenir, maar het is een mooie herinnering aan een vakantie die voorbijvloog. Elke zomer heb ik dat gevoel weer: dat ik mijn best moet doen om de mooie dagen vast te houden, want voor ik het goed en wel besef zijn ze voorbij. Helemaal nu de herfst in augustus al begonnen lijkt. Voor De Standaard schreef ik een essay over die jaarlijks terugkerende vraag: hoe haal ik het meeste uit de zomer? Voor iedereen die net als ik bij alleen de gedachte aan de herfst al een beetje weemoedig wordt.

Terwijl ik in Zweden door de loppissen dwaalde, werd er een tweede essay geplaatst: over geluk. Dat ik dat servies vond was het resultaat van twee weken struinen, maar het was ook een gelukje. Geluk heeft nou eenmaal veel meer invloed op succes dan we graag denken – helemaal als het om de grote zaken in het leven gaat.

Iets wat me in ieder geval gelukkig maakt, is dat de zomer (ondanks de regen) nog wel even duurt.

Liefs,

Else


Een waterige zomer

In elke buitenlandse stad waar mijn vriend en ik zijn, kopen we een boek – het liefst bij een leuke, onafhankelijke boekwinkel. In Kopenhagen was dat ARK Books, een piepklein onafhankelijk boekhandeltje. Ik kocht er het boek Summerwater van Sarah Moss – over een familie die op een Schots vakantiepark zit terwijl de regen met bakken uit de hemel valt. Een recipe for distaster natuurlijk, en fijn om te lezen als je zelf ook in de regen zit.   


Zomertip

Niet alleen ga ik graag naar boekhandels – ik lees ook graag boeken die zich afspelen in het land waar ik ben. En dus las ik De overlevenden van Alex Schulman aan een Zweeds meer. Dat droeg ongetwijfeld bij aan de atmosfeer, maar ook zonder meer en muggen is dit boek over een Zweedse zomer waarin zich een tragedie afspeelt de moeite waard. 

Een kwestie van geluk

Een paar jaar geleden was ik op een etentje met vriendinnen van de middelbare school. We vertelden over ons leven. Ik was blij, want ik had zojuist een contract getekend voor mijn eerste roman.

‘Jij hebt ook altijd geluk,’ verzuchtte een vriendin.

Ik voelde me beledigd en ook niet helemaal serieus genomen. Wat nou geluk, ik had er toch gewoon mijn best voor gedaan? Wat wist zij er nou van?

De meesten van ons zullen protesteren als we als mazzelaars bestempeld worden, wanneer we succes hebben. Niet gek: inspirerende quotes als ‘je kan alles bereiken, als je maar wilt!’ of ‘your future depends on what you do today!’ komen nog steeds regelmatig langs op mijn Instagram. Als je hard werkt, is het alleen maar een kwestie van tijd tot je succes hebt. Toch?

Inmiddels heb ik twee romans op mijn naam staan. Ik heb dus heus wel hard gewerkt. Maar als ik nadenk over mijn schrijfcarrière, zie ik ook dat ik veel geluk heb gehad. Die schrijfwedstrijd die ik niet won, maar waar ik wél opviel, was dat geen gelukje? De redacteur die wel wat in mijn werk zag? 

Het is een ongemakkelijk idee, dat niet alleen hard werk, maar ook geluk bepaalt hoe succesvol we zijn. Toch lijkt onderzoek te suggereren dat de succesvolste mensen inderdáád de mazzelaars van de wereld zijn. Maar hoe groot is die rol van geluk eigenlijk? Is talent niet net zo belangrijk? En helpt het, als je zelf meent dat je veel geluk hebt?

*

Lees het hele artikel in De Standaard!

Nieuwsbrief: Mijn hoofd op een scherm

Dag lezer,

Laatst was ik in de boekhandel waar mijn boekpresentatie plaatsvond. Daar kom ik graag – ik houd ervan om te snuffelen en kan nooit weggaan zonder een boek te kopen. (Uiteraard was dat ook nu weer het geval: ik kocht het boek Jeanne van Catherine J. Chen).

Mijn eigen boek lag op een mooie stapel bij de nieuwe releases, en de boekverkoopster zei: ‘Kijk! Ik zie je gezicht elke dag wel tien keer.’

Op het scherm verscheen mijn portret, met daarnaast de cover van mijn roman.

‘Wat vaak!’ zei ik. En: ‘Wat leuk!’

Dat ís namelijk ook echt heel leuk. Maar er zijn een aantal dingen die ik soms lastig vind aan boeken schrijven. Het schrijfproces zelf is soms een zompige moerastocht – onduidelijk of je er ooit weer heelhuids uit komt. Is er eenmaal een boek, dan is het tijd voor feest. Maar daarna komt de fase van de promotie. Ik heb het namelijk niet alleen voor mezelf geschreven, de bedoeling is ook wel dat het boek gelezen wordt. Dus moet ik mezelf en mijn boek verkopen. En dat is iets waar ik me – net als bij mijn gigantische hoofd op dat scherm – niet altijd gemakkelijk bij voel.

Het is best lastig om te zeggen: ‘Kijk! Dit heb ik gemaakt! Koop het!’ Dat doe ik als docent toch ook niet? Ik denk niet dat dat bescheidenheid is – ik ben namelijk echt wel trots op wat ik gemaakt heb. Het is eerder dat ik mensen niet wil lastigvallen. Maar hópen dat je boek lezers bereikt, zet ook niet veel zoden aan de dijk.

Goed, daarom maar een beetje zelfpromotie in de woorden van mensen die het gelezen hebben. De huurster en het poppenhuis werd uitgebreid besproken op Radio 1. Het boek ‘biedt een prettige leeservaring (Elsevier Weekblad), is ‘zeer vlot geschreven’ en ‘ideaal voor op vakantie’. Waarom dan precies? Volgens de recensent van De Boekenkrant: ‘Else Boer dompelt je langzaam onder in een verhaal vol mysterie en avontuur. De huurster en het poppenhuis prikkelt je verbeelding en emoties op een aangenaam vlotte manier.’

Nu je overtuigd bent: veel leesplezier!

Liefs,

Else


Waar kan je mijn roman het beste kopen?

Ik krijg soms de vraag of het boek het beste via mij gekocht kan worden. Dat is niet per se zo: het allerbeste is om een boek te bestellen bij een boekhandel die je graag steunt, zodat ook zij kunnen blijven bestaan. (Bijvoorbeeld bij deze.) Mocht dat niet gaan, dan is het ook bij alle grote internetwinkels te verkrijgen. Heb je liever geen fysiek boek op je nachtkastje liggen? Het is ook als e-book te koop en direct te downloaden. 

Boekentip: Small Pleasures

Zelf lees ik natuurlijk ook, helemaal nu het heerlijk weer is en ik lange avonden in de tuin kan zitten. Naast me op tafel ligt nu Small Pleasures van Clare Chambers – een boek dat ik kocht om de prachtige zomerse cover, maar dat ook gewoon een heel mooi verhaal is. Het gaat over een journaliste in de jaren vijftig, die het verhaal moet natrekken van een vrouw die beweert dat ze kind heeft gekregen terwijl ze nog maagd was. Door wetenschappelijk onderzoek dat in die tijd wordt gedaan, lijkt dat verhaal plausibel. Maar wat is er echt gebeurd? Het boek niet zozeer spannend, maar bevat wel hele mooie observaties. Fijn om in de zon (of beter: in de schaduw) te lezen.

Die lange, lome zomer

De zomer is een seizoen waar ik elk jaar weer naar uitzie, maar wat elk jaar sneller voorbij lijkt te zijn. Waar zijn die lange, lome zomers uit mijn jeugd eigenlijk gebleven? Verandert onze tijdsbeleving als we ouder worden, en kunnen we daar een beetje controle op uitoefenen? Voor De Standaard schreef ik er een artikel over, dat hier te lezen is.

Boekpresentatie De huurster en het poppenhuis

Op 25 april komt mijn nieuwe roman De huurster en het poppenhuis uit! Dat moet natuurlijk gevierd worden, en dat gebeurt in Boekhandel Broekhuis in Apeldoorn, van 16:00 tot 18:00.

Ik vind het natuurlijk heel leuk als je erbij kan zijn! Stuur om te rsvp’en een mailtje naar apeldoorn@boekhandelbroekhuis.nl onder vermelding van ‘Boekpresentatie De huurster en het poppenhuis’. Hopelijk zie ik je dan!

*

Is roddelen goed voor je?

Als ik een beetje afleiding zoek (beter nog: als ik éigenlijk aan het werk moet) lees ik vaak achterklapnieuws. Dat is niet heel interessant, maar juist daarom zo lekker: ik hoef er niet te veel over na te denken, en tegelijkertijd is het wel vermakelijk. Zo kwam ik vanochtend bijna te laat op mijn werk omdat ik las dat Margot Robbie uit haar Chanelfase en in haar Bottega Venetta-fase was (ja, dit was een echt bericht). Maar is dat geroddel over celebrities nou ook ergens goed voor? Is het alleen vermaak, of dient het ook een doel? En verandert de roddelindustrie?

Ik schreef er een stuk over voor De Standaard (te lezen met een account of abonnement).

Illustratie door Trui Chielens

Alleen uit, samen thuis

Ik schreef wederom een essay voor De Standaard, ditmaal over de egotrip – een reis die je alleen maakt, zonder je partner.

Illustratie van Trui Chielens

Het leek me het toppunt van romantiek: het stel in Ik Vertrek, dat voor de camera opbiechtte nog nooit in dertig jaar van elkaar gescheiden te zijn geweest. Met de verhuizing naar Frankrijk moest het er nu toch van komen. De vrouw zou nog een tijd in Nederland werken, terwijl de man alvast aan de slag ging met het opknappen van de gites. De vrouw huilde. ‘Dit is de eerste keer in ons huwelijk dat we niet samen slapen,’ zei ze.

Ik vond het romantisch, misschien omdat mijn eigen ervaringen zo anders zijn. In de twaalf jaar dat ik een relatie heb, zou ik niet eens meer weten hoe vaak mijn vriend en ik van elkaar gescheiden hebben geslapen. Maar toch is er dat ideaalbeeld, waarin je als stel alles samen doet.

Reizen is bij uitstek een voorbeeld van iets wat je als stel samen doet. Het heeft niet alleen praktische voordelen (het is bijvoorbeeld goedkoper), maar het is ook goed voor je relatie: je doet samen nieuwe ervaringen op, maakt een andere cultuur mee, of eet gewoon eens een keer wat anders. Samen zijn in een nieuwe situatie kan weer een nieuwe blik werpen op de relatie en een beetje spanning toevoegen.
Toch is ook het omgekeerde het geval. Thomas Uljee vertelt tijdens zijn interview uit de Zomerreeks over de egotrip: een reis die hij zonder zijn geliefde maakt, om weer tot zichzelf te komen. Juist zo’n reisje voor jezelf heeft een boel positieve gevolgen voor je relatie. Elke nacht samen slapen is dus helemaal niet nodig. Maar hoe werkt zo’n egotrip? En waarom is het goed om daaraan je zuurverdiende vakantiedagen te besteden?

*

Het volledige stuk is te lezen op de site van De Standaard of via Blendle. Er is een betaalmuur, maar met het invoeren van een e-mailadres kan je drie artikelen gratis lezen.

Zelfzorg of zelfzucht

Voor De Standaard schreef ik een stuk over de grens tussen zelfzorg en zelfzucht. Want waar ligt die eigenlijk?

Volgens het internet is het een van ’s werelds beste dingen: een avond je plannen cancelen. Ineens is heb je tijd om te besteden, precies zoals je dat zelf wilt. Het is zelfs beter dan een normale vrije avond, juist vanwege het onverwachte karakter. Of een ander, blijkbaar universeel, genot: de telefoon laten overgaan totdat je het gesprek hebt gemist. Even niemand spreken, gewoon omdat je er geen zin in hebt. Heerlijk toch?

De afgelopen jaren is het steeds gebruikelijker te worden om dingen te doen, of juist te laten, voor je mentale welzijn. Je moet grenzen stellen. Mensen die te veel van je vragen moet je uit je leven bannen. ‘Selfcare’ is een prioriteit. Maar wat als die focus op zelfzorg ons vervelendere mensen maakt?

Het stuk staat achter een uitstekende betaalmuur, maar is te lezen met het invoeren van een mailadres (of natuurlijk met een abonnement). Alleen al de moeite vanwege de illustratie van Trui Chielens.

Leuk: paginavullend in de papieren krant!

Een nieuw boek

Gisteren tekende ik het contract voor mijn tweede roman!

Daar bestaan inmiddels al wat hoofdstukken van. In maart van dit jaar ging ik met mijn aantekeningen naar mijn redacteur, die zei dat ik vooral moest beginnen.⠀

Dat deed ik natuurlijk niet. Want een nieuw project – een nieuw boek – is een behoorlijk karwei. Ineens was ik bang dat het niet zou lukken. Daarnaast is er iets magisch aan een niet-geschreven boek. Een boek dat nog niet is geschreven, is altijd briljant. Het is eloquent, met springlevende personages. Het brengt alle recensenten aan het huilen.

Nu ben ik een paar hoofdstukken verder, en heb ik veel plezier in het schrijven: het is toch leuker om echt iets op papier te zetten dan om er alleen maar aan te denken. En ik merk dat ik heel fijn vind om weer met een langer project bezig te zijn. Ergens in 2023 komt deze nieuwe roman uit.

Als je het leuk vindt om op de hoogte te blijven (en bijvoorbeeld wat dingen te lezen over het schrijfproces) – ik verstuur zo eens in de zoveel tijd een nieuwsbrief over hoe dat gaat. Hier kan je je daarvoor inschrijven.

Vertrouwen op iets wat niet bestaat

Voor Hard//hoofd schreef ik over schrijven: want hoe schrijf je nou eigenlijk een boek? Ik heb stapels vol schrijfadvies verslonden – goed advies, daar niet van – en toch kwam ik bij het schrijven van mijn eerste roman vast te zitten. Daarom schreef ik het advies op dat ik zelf ook wel had willen krijgen.

Al sinds ik kan lezen, weet ik al dat ik zelf verhalen wil schrijven. Iets helemaal verzinnen, wat anderen dan ook voor zich zien – ik kon me niks leukers indenken. Tegelijkertijd vond ik het een nogal mistig carrièrepad. Want schrijver worden, hoe deed je dat?

Op mijn nachtkastje had ik als negenjarige daarom een bundel van Lemniscaat liggen: het Schrijversboek. Daarin vertelden kinderboekenschrijvers hoe ze hun verhalen precies bedachten. Ik las hoe Thea Beckman en Jan Terlouw hun boeken opbouwden en dat Simone van der Vlugt als veertienjarige al een manuscript opstuurde naar een uitgever.

Het Schrijversboek markeerde het begin van een hele reeks adviezen die ik las. Van Stephen King leerde ik dat bijvoeglijk naamwoorden in de meeste gevallen onnodig zijn. Stephen Koch moedigde me aan om vooral te beginnen. Anne Lamott liet me zien dat perfectionisme van de duivel komt, en na een zomerkamp volgde ik het advies van Ellen Deckwitz om een paar yoga-oefeningen te doen na een dag achter de laptop. Andere goede raad: lees veel, schrijf veel. Maak dingen af. Schrijf elke dag, of in ieder geval niet alleen wanneer de inspiratie toeslaat.

“If you want to be a writer, you must do two things above all others: read a lot and write a lot. There’s no way around these two things that I’m aware of, no shortcut.”

Stephen king, on writing

Het is allemaal praktisch advies. Ik ben dol op praktisch advies. Het maakt het hele schimmige schrijfproces een beetje behapbaar. Bij het schrijven van mijn debuutroman pakte ik er regelmatig boeken over het schrijven bij, om mezelf eraan te herinneren dat een boek schrijven geen onmogelijke opgave is. Een scene opbouwen, een verhaallijn uitschrijven: overal is wel een stappenplan voor te vinden.

Mijn advies is dus ook niet zozeer praktisch van aard (of het moet het praktische advies zijn om vooral veel advies van andere schrijvers te lezen). Want een boek schrijven is lastiger dan alleen praktisch advies opvolgen. Waar ik minder op voorbereid was toen ik aan een roman begon, is hoe intuïtief schrijven is.

Lees het volledige artikel op Hard//hoofd.

Een kort verhaal

Ik schreef een verhaal over iemand die een winterslaap wil houden. Misschien moet ik voor de wintermaanden toch eens een daglichtlamp aanschaffen.

Madeleine wordt wakker op een grote slaapzaal. Haar bed moet zijn verplaatst, want ze kan zich deze ruimte niet herinneren. Het lijkt wel een gymzaal: hoge wanden, geen ramen en een gladde, linoleum vloer. Door de hele ruimte staan witte bedden, precies als dat van haar. Er klinkt geruis dat ze eerst niet kan thuisbrengen. Wanneer ze opstaat, realiseert ze zich dat het van de bedden komt: het is de ademhaling van de anderen, die samen met het gezoem van de airconditioning als een zacht ruisen klinkt.

Ze zweet, al kan ze zich niet herinneren dat ze gedroomd heeft. Haar nachtjapon plakt aan haar rug, terwijl ze tussen de bedden doorloopt. Met haar handen raakt ze de spijlen aan het uiteinde van de bedden aan. Het staal is koud tegen haar handen. Ze droomt dit niet, ze is hier echt.

Waarom zou zo’n man een winter lang slapen?

Madeleine is de enige die wakker is, verder worden alle bedden bezet door slapende mensen. Even heeft ze spijt dat ze is opgestaan, maar het valt niet te negeren – ze moet echt plassen. Ze kijkt naar de gezichten van degenen die niet onder de dekens liggen. Ze blijft even stilstaan bij een man met een lange baard – zou die de hele winter blijven groeien? Hij heeft nette Italiaanse loafers naast zijn bed staan. Misschien had hij een moeilijke echtscheiding, ging zijn bedrijf failliet – waarom anders zou zo’n man een winter lang slapen?

Ook in de gang die naar de slaapzaal leidt zijn geen ramen. Wel hangt er een groot bord waarmee de route naar de toiletten wordt aangegeven.

Ze had verwacht dat hier wel beweging zou zijn: artsen, verplegers of onderzoekers. Misschien is het nacht. In het gele schemerlicht is dat moeilijk te zeggen.

Met haar hoofd in haar handen zit ze op het toilet. Voor ze insliep had ze gedacht dat ze wel nieuwsgierig zou zijn wanneer ze voor het eerst wakker zou worden. Dat ze zou willen weten welke dag het was, en hoe laat, wat er in de wereld allemaal gebeurd was. Maar terwijl ze op het toilet zit, kan ze alleen maar denken aan haar bed. Ondanks alle slaap die ze heeft gehad, is ze vooral ontzettend moe.

Boven de wastafel hangt een spiegel. Ze ziet er vreemd uit, ziek, in haar witte nachtjapon. Maar haar haar is langer, haar huid ziet er gezonder uit, al zitten er een paar kreukels in haar linkerwang. Ze neemt een slok water en staart uitgebreid naar haar spiegelbeeld.

Als ze terugloopt door de stille gang, is ze overtuigd. Dit was een uitstekende beslissing.

Ze zag het nieuwsbericht een paar jaar geleden in de krant. In het artikel stond dat er een onderzoeksinstituut was geopend om de effecten van langdurige slaap op het menselijk lichaam te testen. Volgens hoofdonderzoeker Yoshi Tamagoni was een winterslaap technisch gezien mogelijk: ‘Het metabolisme vertraagt tijdens een winterslaap, de lichaamstemperatuur daalt. Dat verschilt niet veel van wat er ’s nachts met ons gebeurt.’ Mensen zouden volgens Tamagoni een winterslaap kunnen houden zoals beren of dassen dat doen: ze slapen het grootste gedeelte van de tijd, maar hebben wakkere momenten. Ze moeten bijvoorbeeld plassen.

Slapende mensen verbruiken bijna niets.

Ze had het stuk gretig gelezen. Ze maakte al jaren grapjes over haar zin in een winterslaap – al had ze toen nog niet voldoende reden om te blijven slapen.

***

Het volledige verhaal is te lezen op Hard//hoofd.

Een tip voor de avonden

Mijn tienerkamer was bekleed met plaatjes uit de ELLE Girl. Als jongere in een dorp met slechts twee kledingwinkels, was dit mijn manier om de nieuwste hypes bij te houden: outfits uit tijdschriften knippen en proberen die hype te reproduceren. Het échte doel was om zelf op termijn trends te zetten.

In het tijdschrift kwamen verschillende it-girls aan het woord, die allemaal zelf bepaalden wat hip werd. De ELLE Girl was een soort leerschool: zoals bij alle kunstvormen moest je eerst de regels leren voor je ze kon breken. Want waarom wilde ik een meeloper zijn als ik ook een trendsetter kon worden?

***

Voor Hard//hoofd schreef ik een tip over meelopen, en over wat ik momenteel als meeloper doe: schaken. Een tip voor de lange avonden die we thuis doorbrengen.

Klimaatvragen

Een van de illustraties bij het artikel door Hanneke Rozemuller

In januari vond de klimaatweek plaats. Al ruim voor de klimaatweek dacht ik met Willemijn Kranendonk na over onze klimaatvragen. De briefwisseling die we daarover schreven, is op Hard//hoofd gepubliceerd.

Ik houd nog steeds van onkruid. Ik vind het een geruststellende gedachte dat boomwortels asfalt kunnen breken, dat viooltjes barsten veroorzaken in baksteen. Ik vind het hoopvol dat er langs de muur van mijn flat een digitalis groeit, op een reepje grond dat nog geen centimeter breed is.

Verandering kan klein beginnen.

Mijn boek is er!

Op 7 januari kwam mijn boek Ik wacht hier uit. Na tweeënhalf jaar is het eindelijk zo ver: het verhaal is de wereld in!

Om het te vieren mocht ik langskomen bij Prometheus om het boek op te halen en werd ik in boekhandel Broese geïnterviewd. En natuurlijk was er taart. Desondanks is het nog steeds een beetje onwerkelijk dat mijn eigen boek nu bij mensen in de kast kan staan.

Wanneer de boekhandels opengaan ligt het in de winkel, maar in je lokale boekhandel is het ook al te bestellen. Bestellen kan ook via Bazarow.

Nog niet overtuigd? Een hoofdstuk uit Ik wacht hier is als voorpublicatie verschenen op de site van Hard//hoofd.

Filmtrialoog: King of the Belgians

Voor Hard//hoofd keek ik de film King of the Belgians: een film waarin waarin Wallonië zich afsplitst van Vlaanderen op het moment dat de Belgische koning Nicolaas III op staatsbezoek in Turkije is. Een documentairemaker legt de pogingen van de koning om terug te keren naar zijn land vast, resulterend in deze bijzondere roadmovie.

Met Rosanna Baas en Michal van der Toorn besprak ik de film. Spoiler: het was een goede film én een goed gesprek.

De filmtrialoog is hier te lezen.

In de krant (in het Frans)

Het essay dat ik over hoop schreef voor De Standaard is vertaald! Het is inmiddels in het Frans te lezen in de Courrier Internationale (mocht je willen bijspijkeren).

De vertaling kwam online op het moment dat ik de krant uit Vlaanderen binnen kreeg – uitstekende timing, dus.

Crossing Border

Op zondag 8 november treed ik op op het Crossing Border Festival. Dat voelt wel bijzonder: een paar jaar geleden stond ik zelf nog in het publiek, te dromen van een literaire carrière.

Deze keer is er geen publiek, maar ik mag voordragen vanuit een studio. Vanwege corona is het programmaonderdeel namelijk helemaal online en helemaal gratis. Om 19:00 ben ik aan het woord, maar in het programma zitten veel interessante schrijvers, interviews en dat alles is is dus vanuit de huiskamer te bekijken. Een link naar het programma vind je hier.

Hoop, het ding met veren

Van de tweede (gedeeltelijke) lockdown moest ik best even slikken. Vandaar dat ik voor de Vlaamse krant De Standaard nadacht over hoop. Hoe moet je eigenlijk hoop houden, wanneer je je niet zo hoopvol voelt? En is hopen op een betere wereld naïef of broodnodig?

Ik dook in de wereld van de christelijke filosofie, waarin hoop een belangrijke deugd is, en in die van de oude Grieken – voor hen was hopen iets wat je alleen deed als je geen plan kon maken. En wat zegt die mythe van Pandora ons precies?

Ik weet niet of ik een definitief antwoord heb op mijn vragen over hoop, maar de illustratie van Trui Chielens was het schrijven al waard.

Het artikel is hier te lezen, gratis als je een account aanmaakt.

De verhalen van mijn 100-jarige oma

Het boekje ter ere van oma’s honderdste verjaardag

Op 16 oktober is mijn oma 100 jaar geworden. Al ver daarvoor was ik bezig met het vastleggen van de verhalen uit haar leven: als meisje heeft ze nog koeien vanaf het Centraal Station, over de Dam, naar de boerderij in het Vondelpark gedreven. Ze heeft als twintigjarige de oorlog meegemaakt en als predikantsvrouw door heel Nederland gewoond. Tot mijn achttiende woonde ik met haar in een huis en kon ik die verhalen van haar horen.

Een tijd geleden heb ik haar een aantal keer geïnterviewd. Die interviews heb ik uitgewerkt tot dit boekje, met verhalen van oma in haar eigen woorden – zodat we die ook nog kunnen lezen als zij ze niet meer kan vertellen.

Op haar verjaardag was het idee de boekjes uit te delen aan alle genodigden voor haar verjaardagsfeest. Dat feest kon vanwege de gedeeltelijke lockdown niet doorgaan, maar gelukkig kon ik wel een exemplaar aan mijn oma geven. Ze was ontroerd en blij. Ik ook. Via de post komen de verhalen nu alsnog bij haar familie, vrienden en kennissen terecht.

Ik bezit dus ik ben

Voor de Vlaamse krant De Standaard schreef ik over mijn opruim- en verzamelwoede, die gek genoeg naast elkaar kunnen bestaan.

Sinds de lockdown vraag ik me steeds meer af wat spullen nu eigenlijk voor me betekenen. Moet ik een minimalist worden? Of moet ik juist het maximalisme omarmen? En waarom is spullen erven zo emotioneel? Hoe vormen spullen een onderdeel van onze identiteit?

Om antwoord te geven op deze vragen schreef ik dus een essay. Dat is hier te lezen, gratis als je een account aanmaakt.

TIP: Bereken je deadline

Mijn boek is af. Al twee jaar werk ik aan een roman, en eindelijk is de laatste punt gezet en kan het worden uitgegeven. Als mensen vragen hoe ik dat nou precies voor elkaar heb gekregen, praten we al snel over deadlines. Zonder einddatum kan iets eeuwig duren. De meeste mensen die ik spreek snakken naar een eindpunt voor hun eigen project – een eindpunt dat bij voorkeur iemand anders stelt, want een zelfgekozen moment kan altijd uitgesteld worden. Starten, volhouden: zonder deadline is het bijna onmogelijk. Gelukkig is er altijd een deadline, en – tip! – kan je die ook nog eens zelf berekenen.

***

Voor Hard//hoofd schreef ik een tip over deadlines – niet het enige wat belangrijk was bij het afronden van een boek, maar wél goed om af en toe bij stil te staan. Mijn tip is hier te lezen.

De Beentjes van Sint Hildegard

Voor Hard//hoofd keek ik naar de film De Beentjes van Sint Hildegard. Een aanrader vanwege het sympathieke verhaal en vooral vanwege het Twents – Eva, Marthe en ik kwamen tot de conclusie dat we iedereen in het dialect gewoon heel sympathiek vinden klinken. Verder praten we over symboliek, de originele Tsjechische film en patronen in relaties. De trialoog is hier te lezen.

TIP: Verander je perspectief

Hoewel ik docent Nederlands ben en dol ben op lezen, weet ik ook wel dat lezen de wereld niet per se verandert. Maar het hélpt wel.

Zoals schrijfster Angie Thomas zegt: ‘I’ve always seen writing as a form of activism. If nothing else, books give us a glimpse into lives that we may not have known about before; they can promote empathy.’

Voor Hard//hoofd schreef ik een TIP over de boeken die precies dat bij mij gedaan hebben, en welke boeken mijn perspectief – op de wereld, en op mijzelf – veranderden.

Het staat in de sterren geschreven – het begrijpen is een ander verhaal

Jacob Whittaker – Norrie Paramour Strings and Orchestra The Zodiac Suite

De laatste tijd lees ik veel advies: columns over thuiswerken, tips voor een home workout. Alles om een beetje houvast te vinden in de brave new world waar we ineens zijn ingeworpen. Er was één advies dat me deze week boven alles bijbleef. Het kwam van Madame Clairevoyant, de horoscoopschrijfster van The Cut: ‘Don’t be too hard on yourself if you’re not able to outrun or out-think your emotions. Sometimes, you just have to sit with them.’ Dit advies heb ik natuurlijk al eerder gezien. Het is ook niet revolutionair – en toch voelde het alsof het speciaal voor mij geschreven was.

Het is vreemder als je nog nooit je horoscoop hebt gelezen, dan wanneer je hem wekelijks checkt.

Ik geloof niet in astrologie. Desondanks kijk ik wat er over mijn astrologische teken wordt gezegd. Zo bezoek ik wekelijks de site van Rob Breszy, Freewill Astrology, om te kijken wat de week voor me in petto heeft. Ik kan inmiddels niet meer volhouden dat ik dat alleen maar voor de lol doe, maar wat zoek ik er dan?

Ik ben niet de enige die tegenwoordig de interpretatie van de sterren interessant vindt. Jihane Chaara schreef op Hard//hoofd een tip om meer te zweven, je horoscoop te lezen en je rationele kant eens te laten voor wat die is. We passen in een mondiale trend: millenials en Gen X’ers die de astrologie weer opzoeken. Het is vreemder als je nog nooit je horoscoop hebt gelezen, dan wanneer je hem wekelijks checkt. Vrijwel iedereen kent zijn sterrenbeeld: is het niet via een horoscoop, dan wel via memes of posts op Instagram.

***

Voor Hard/hoofd dacht ik na over waarom ik eigenlijk mijn horoscoop lees. Het hele artikel is hier te lezen.

Virusverhalen

Ik heb het soms best lastig met het thuiszitten, maar lezen helpt. Schrijven ook. Op de site van Virusverhalen zijn verschillende korte verhalen en gedichten te lezen, die gaan over waar we allemaal mee worstelen – angst, eenzaamheid, verveling. Ook ik schreef een verhaal, dat hier is te lezen.

Rebel, rebel

Vorige week kwam de bundel Rebel, rebel bij uitgeverij Prometheus uit. In de bundel staan verhalen van elf jonge schrijvers, allemaal rond het boekenweekthema Rebellen en dwarsdenkers. Ik schreef het verhaal ‘Zomerverlof’, over drie pubermeisjes in een instelling die een hond vinden in het bos. In de Volkskrant van 14 maart stond daarover onder andere dit: ‘De verhalen van Kuşçu en Boer springen eruit vanwege hun stijl, die gebalanceerd en verzorgd is; allesbehalve rebels.’

Roulette

Voor Hard//hoofd schreef ik een verhaal over een spelletjesavond gone wrong. Echt gezellig wordt het dus niet, maar spelletjesavonden zijn er dan ook niet voor de gezelligheid. Dit is menens.

De eerste minuten kijken de vier vrouwen naar de revolver op de terrastafel, dan wil Valerie hem vasthouden. Carmen loopt door de tuin, luistert of de buren buiten zitten en Angeline vraagt: ‘Maar hoe kóm je eraan?’

Ava haalt haar schouders op. ‘Gewoon, online.’ 

Een straaltje zweet loopt over haar rug. Er is al drie weken een hittegolf gaande, de langste sinds de jaren zeventig, hoorde ze een nieuwslezer zeggen. Het is wachten op onweer. Vanavond moet het losbarsten. 

‘Via het dark web natuurlijk.’ Valerie weegt het wapen in haar hand alsof ze er dagelijks een vasthoudt. ‘Licht dingetje. Is dit zo’n handtasmodel?’

‘Een handtasmodel?’ Ava’s stem is hoger dan normaal. Ze kan er niets aan doen: wanneer ze Carmen, Angeline of Valerie ziet, gaat haar stem automatisch omhoog. Net als vroeger, toen ze na colleges koffie en wijn dronken en eerder gilden dan praatten.

‘Voor vrouwen die zich ’s avonds onveilig voelen. Heb je hem in je nachtkastje liggen?’ 

‘Nee. Ik bewaar hem in de keuken, naast de pannenlappen.’ Ze moeten alle vier lachen om dat beeld. 

‘Geef eens.’ Carmen pakt het wapen voorzichtig over, gaat langzaam met haar vingers langs de trekker. ‘Dit is echt zo’n filmmodel. Smith & Wesson. Een cowboyding. Robin wilde er zo een voor zijn verjaardag, toen moest Denny natuurlijk ook.’

‘God, ik weet niet hoe je het doet,’ zegt Valerie. ‘Ik zou nergens zijn zonder nanny.’

Ava glimlacht. Dezelfde gesprekken als altijd, maar nu met versnelde hartslag, op scherp gestelde zintuigen en een revolver waar geen van hen haar ogen vanaf kan houden. Het is het wapen zelf dat perverteert, je uitnodigt om ernaar te kijken, ermee te spelen. 

‘Wil je dat ding echt gebruiken?’ Angeline fronst. 

‘Als er een wapen op tafel ligt, moet het ook afgaan,’ zegt Ava. ‘Weet je nog? Introductie tot theaterwetenschap. Dat is zo’n beetje het enige wat ik me herinner van onze studie.’

Carmen legt de revolver weer neer. Alle drie de vrouwen kijken naar Ava. Ze haalt de kogel uit het voorste vakje van haar tas.

***

Het hele verhaal is op de site van Hard//hoofd te lezen.

Een gesprek over Bombshell

Voor Hard//hoofd keek ik samen met Eva van den Boogaard en Naomí Combrink de film Bombshell. Goed geschreven, goed geacteerd, spannend – een aanrader dus. Ook een film waarin de voorvechtsters van de vrouwenzaak zich nooit feminist zouden noemen, wat mij betreft één van de interessantste punten aan de film. Maar daardoor is het ook een aanrader met een asterisk: over dit onderwerp zijn nog lang niet alle films gemaakt.

De trialoog kan je hier lezen.

Word (een klein beetje) volwassen

Op tijd komen was acht jaar geleden niet een van mijn sterkste punten. Als ik ergens had afgesproken, kon je erop rekenen dat ik tien minuten te laat zou komen. Ik reageerde dagen later op berichtjes en e-mails of soms las ik ze helemaal niet. Met enige regelmaat verloor ik mijn sleutels. Mijn beste recept maakte ik met soepgroentemix. 

Om eerlijk te zijn vond ik dit zelf jarenlang niet zo’n probleem. Ik was niet totáál onverantwoordelijk, en de meeste van mijn tekortkomingen kon ik wel afschrijven als charmant of verstrooid. Ze hoorden bij een goed studentenleven, toch? En ik haalde mijn vakken, al wist ik vaak tot twee weken van tevoren niet of ik een tentamen had of een paper moest inleveren. Het leven was één groot feest, daar moest je niet te krampachtig over doen met agenda’s en ander volwassen arsenaal. 

Mijn persoonlijkheid zal er iets mee te maken hebben, maar er is nog een andere verklaring voor mijn gestruikel richting een volwassen bestaan. Ik hoor bij de generatie millennials die het woord adulting heeft uitgevonden, door het Urban Dictionary gedefinieerd als ‘to carry out one or more of the duties and responsibilities expected of fully developed individuals’. Het woord wordt uitsluitend gebruikt door mensen die minder dan 50% van de tijd adulten. Als je het moet benoemen, is het immers bijzonder gedrag. Want volwassen worden, waarom zou je? Volwassenheid associeerde ik (en generatiegenoten met mij) met saaie banen, onbetaalbare huizen en gemeentebelastingen. Niet per se de leukste zaken om mee bezig te zijn. Het einde van de zorgeloosheid en het plezier kon ik net zo goed even uitstellen. 

Het hele artikel verscheen op de site van Hard//hoofd en is hier te lezen.


Leren om het leren

Nooit zie ik leerlingen zo ingespannen lezen als tijdens een toetsweek. Met gefronste wenkbrauwen en markers in de aanslag zitten ze achter hun tafels. Dit is het moment waar het om draait, het moment waarvoor ze geoefend hebben: de toets.

Een meisje zucht als ik haar antwoordblad inneem. ‘Ik snapte echt niks van die vragen.’
‘Gelukkig,’ zeg ik, ’want je leert niet alleen voor de toets, maar ook voor jezelf.’
Ze kijkt me glazig aan. Dat kan ik haar niet kwalijk nemen: het is een blik die ik zelf ook regelmatig de wereld in heb gestuurd.

‘Leren voor jezelf’ was een uitspraak die ik vaak tegenkwam, zowel op de middelbare school als op de universiteit. Je bereidde je immers voor op ‘een leven lang leren’. Dat vond ik niet direct aantrekkelijk klinken – ik associeerde leren vooral met toetsen en tentamens. Je kon het goed doen, en dan haalde je een goed cijfer. Goed leren deed ik toch vooral vanwege het cijfer dat eraan vast zat. 

Tot Youtube.

Voor tips om te blijven leren, lees het artikel op Hard//hoofd.

Een pleidooi voor de comfortzone

Al mijn hele leven hoor ik dat buiten je comfortzone treden een voorwaarde is voor een gelukkig en geslaagd leven. Ik kom op Instagram geregeld uitspraken tegen als ‘doe elke dag iets wat je angst aanjaagt’ en ‘a comfort zone is a beautiful place, but nothing grows there’. 

Toch vraag ik me af of dat daadwerkelijk zo is. Waarom zou je niet kunnen groeien door de dingen te doen die je leuk vindt en waar je goed in bent? Daarom schreef ik voor De Standaard een pleidooi voor de comfortzone. (Geen account van De Standaard? Het is ook via Blendle te lezen.)

Dodenvloten en boilersuits

Het is 2419. Voor u ligt het lang verloren gewaande archief van de kolonisatie van Antarctica. In een verzameling brieven, korte verhalen, essays en andere documenten spreken de eerste bewoners van het laatste continent eindelijk zelf.

Voor de Groene Amsterdammer schreef ik een verhaal over Antarctica. Het speelt zich af in Yagan Town, in 2160 en gaat over een grungeband.

Het is onderdeel van Project Antarctica, waarin schrijvers onderzoeken hoe het continent in de toekomst gekoloniseerd zou kunnen zijn. Het toekomstige universum is al vormgegeven door andere schrijvers die een verhaal hebben geschreven, en in datzelfde fictieve universum speelt mijn verhaal zich af, en levert het een bijdrage. Zo ontstaat op op de site een heel archief met verhalen uit de toekomst.

Het verhaal, een reportage van de journalist Brad Taylor, is hier te lezen.

TIP: Geef het voordeel van de twijfel

Voor de Hard//hoofdrubriek TIP schreef ik de volgende tip, over vreemden én bekenden het voordeel van de twijfel geven.

Toen ik zestien was, ging ik samen met vriendinnen – avontuurlijk als we waren – op vakantie naar Antwerpen. Bij aankomst werd ik op het station aangesproken: een wat sjofele vrouw had geen geld meer voor een kaartje, had ik misschien twee euro voor haar? Ik pakte mijn portemonnee en gaf haar het geld. Na afloop werd ik door mijn vriendinnen aan mijn arm getrokken. Ik wist toch wel ze dat geld niet echt zou gebruiken voor een kaartje? Met een knoop in mijn maag zag ik de vrouw naar de volgende voorbijganger lopen. Ik zou me niet meer zo laten beetnemen, besloot ik. Vanaf nu zou ik minder naïef zijn.

Dat is inmiddels meer dan tien jaar geleden. Om naïviteit te vermijden, besloot ik dat cynisme een adequate reactie op de wereld was. Maar het continu bevragen van mensen en hun beweegredenen is vermoeiend. Daarnaast word je er niet per se een leuker mens van – want wat als iemand écht een treinkaartje moet kopen? Vandaar dat ik nu weer bezig ben met een omgekeerde beweging: die van het voordeel van de twijfel.

Het voordeel van de twijfel heeft me al een aantal aangename situaties opgeleverd. Zoals die keer dat ik mijn telefoon aan een wildvreemde gaf die vroeg of hij even mocht bellen, zijn eigen telefoon was leeg en hij wist niet meer naar welk adres hij op zoek was. Ik gaf hem de telefoon – in de startblokken voor het geval hij er mee weg zou rennen. Dat deed hij niet. Hij belde en zei precies wat hij tegen mij had gezegd. Ik kreeg mijn telefoon direct weer terug.
Of die keer dat een twee guitige leerlingen tegen me zeiden: ‘Als u ons nou naast elkaar laat zitten, dan beloven we dat we écht heel hard aan het werk gaan.’ Aan het einde van de les hadden ze alle opdrachten gemaakt. Beide situaties lieten me vrolijker achter.

Natuurlijk is ongebreidelde naïviteit niet per se aan te raden. Er zijn genoeg Nigeriaanse prinsen die daar graag misbruik van zouden maken, en domme dingen doen is met een menslievend sausje niet minder dom. Daarnaast blijft anderen het voordeel van de twijfel geven een risico: je kunt altijd teleurgesteld raken.
Het is een risico dat de moeite waard is. Abigail Disney, erfgename van, zei in een interview met The Cut dat ze nooit bang is om opgelicht te worden: ‘I can’t be an idiot, but I would rather be duped from time to time — and pay that price — than become a person who lives in mistrust.’ Advies om naar te leven: wees geen idioot, maar wees ook niet te bang om opgelicht te worden.

De laatste keer dat ik op station Antwerpen-Centraal was, vroeg weer iemand me om geld voor een kaartje. Het was een man in pak, wat me deed twijfelen, want van meerdere tv-series heb ik geleerd dat mannen in pak rijk of crimineel zijn, of beide. Ik gaf hem het geld. Toevallig liepen we dezelfde kant op – ik naar het spoor, de man in een rechte lijn naar de ticketautomaat.
Vraag jezelf dus af en toe af wat het ergste is wat er gebeurt als je iets of iemand het voordeel van de twijfel geeft. Misschien kost het je twee euro. Misschien levert het je een overvloed aan vertrouwen in de mensheid op.

Gezonde School, gezonde kinderen?

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat rond de 12 procent van de Nederlandse kinderen tussen twee en negen jaar overgewicht heeft. Geen wonder dat steeds meer basisscholen het predicaat ‘Gezonde School’ willen dragen, en de focus leggen op beweging en een uitgebalanceerd dieet. Tegelijkertijd wordt bij steeds jongere kinderen anorexia geconstateerd. De ziekte duikt zelfs al op bij zeven- of achtjarigen. Heeft die grote aandacht voor gezondheid op de basisschool misschien een onbedoeld bijeffect? Kan de focus op gezondheid eetstoornissen in de hand werken?

Voor OneWorld schreef ik hierover een artikel, dat hier volledig te lezen is.

De auteur is dood, zijn vrouw ook

Als ik moe ben, maar het nog te vroeg vind om naar bed te gaan, herkijk ik graag oude series. Op een van die avonden zette ik Gossip Girl aan, en voor de goede orde begon ik bij aflevering één.

In de aflevering zit een scène die ik compleet vergeten was. Het personage van Ed Westwick, Chuck, vergrijpt zich aan een jonger meisje. Het is een scène die op onheilspellende wijze de beschuldigingen spiegelt die later tegen Westwick zouden worden geuit. Ik voel me ongemakkelijk als ik de scène kijk, en ik ben niet de enige. Het voelt alsof ik ergens medeplichtig aan ben.

Maar is dat zo? Zijn we ergens medeplichtig aan als we daders een podium geven – voor hun verhaal, voor hun kunst? Staan maker en werk los van elkaar? Wat is de relatie tussen kunst en kunstenaar, product en maker?

Geen uitgever wilde het uitgeven, tot hij negen jaar later alsnog opgepakt werd voor doodslag

Een boek dat niet zonder die vragen gelezen kan worden – en dat mij mogelijk wat antwoorden kan bieden – is Woensdag gehaktdag van Richard Klinkhamer, een boek over doodslag, geschreven door de dader zelf. Waarom is dat boek eigenlijk uitgegeven? Zijn Klinkhamers daad en zijn boek los te zien van elkaar, of juist innig met elkaar verbonden?

De dood van de vrouw
In de winter van 1991 verdween Hannelore Godfrinon, de vrouw van Richard Klinkhamer. Klinkhamer was direct een verdachte in de zaak. De politie doorzocht zijn woning en nam vleesmessen, een hakbijl en een gehaktmolen in beslag. Een theorie was dat hij zijn vrouw had vermalen in de molen en daarna aan de vogels in de tuin had gevoerd. Die vermoedens konden niet hard gemaakt worden, en Klinkhamer ging vrijuit. Het leverde hem wel inspiratie op: Klinkhamer begon in de jaren na Hannelores verdwijning aan het boek Woensdag gehaktdag, waarin hij het doden van zijn vrouw beschreef.

Geen uitgever wilde het uitgeven, tot hij negen jaar later alsnog opgepakt werd voor doodslag. Klinkhamer had zijn vrouw niet vermalen, maar begraven in de achtertuin. Toen hij zijn huis verkocht en de nieuwe bewoners de tuin onder handen namen, kwamen ze haar stoffelijke resten tegen. Klinkhamer verklaarde dat hij zijn vrouw met een breekijzer de schedel had ingeslagen, nadat ze hem het huis uit had gezet. In 2007 kwam dan eindelijk het boek Woensdag gehaktdag uit, bij uitgeverij Just Publishers, nadat Klinkhamer was veroordeeld en zijn straf had uitgezeten. In 2016 pleegt hij zelfmoord.

Woensdag gehaktdag is niet alleen het werk ván een dader is, het gaat ook nog eens expliciet over het gepleegde misdrijf. De vraagt dringt zich op waarom dit verhaal de moeite van het delen waard is.

*

Dit essay schreef ik voor Hard//hoofd, en is daar in volledige vorm te lezen.

Instagrampoëzie

Op Instagram verschijnen er regelmatig gedichten in mijn feed. Of nou ja, gedichten – het lijken eerder zelfhulpteksten in een literair jasje. Op het toilet scroll ik dagelijks door teksten als ‘where you are. / is not who you are. / – circumstances’ van Nayyirah Waheed, ‘speak only good things into existence’ van Alison Malee, of, van de bekendste Instagram poetRupi Kaur: ‘our backs / tell stories / no books have / the spine to / carry / women of colour’. De manier waarop ik de teksten lees is op z’n zachtst gezegd nogal ambivalent. Mijn ogen rollen soms bijna uit mijn oogkassen door de clichés die worden opgelepeld: houd van jezelf, accepteer je tekortkomingen, stop je twijfels niet weg. Tegelijkertijd is het natuurlijk mijn eigen schuld dat ik de Instagram poets voorgeschoteld krijg. Ik blijf immers scrollen, en waar je naar kijkt, is wat je krijgt. Ondanks mijn scepsis vind ik sommige gedichten namelijk best mooi, sterker nog: inspirerend. Want ja, ik wil inderdaad mijn tekortkomingen accepteren en me minder druk maken over onbelangrijke dingen. Een herinnering daaraan, vooral wanneer die mooi verwoord is, vind ik niet onprettig.

Ik ben niet de enige. De bundel Milk and honey van Rupi Kaur werd in een jaar tijd meer dan een miljoen keer verkocht. Misschien is Instagrampoezië een nieuw genre dat ik moet omarmen. Er bestaat immers geen ander platform dat jongeren zó enthousiast poëzie laat lezen.

Eerlijk en authentiek
De reden dat zoveel mensen de poëzie lezen, heeft niet zozeer te maken met een vernieuwend vocabulaire of een verrassende vorm van de gedichten – dingen die tijdens mijn studie Nederlands steevast werden uitgelicht. In plaats daarvan worden de gedichten gelezen om hun herkenbaarheid. Het taalgebruik is bijzonder eenvoudig. De vorm wordt vooral bepaald door enjambementen.
Wat me opvalt wanneer ik door de gedichten scroll, is dat het vaak gaat om een ‘waarheid’ die de auteur heeft ontdekt. Dat wordt bevestigd in de comments: die variëren van ‘beautiful’, naar ‘so true’, of ‘needed this reminder’. De waarde van de Instagrampoëzie ligt niet zozeer in poëtische vernieuwing, als wel in het benoemen van de persoonlijke ontdekkingen van de auteur. De voorwaarden voor een goed Instagramgedicht zijn eerlijkheid en authenticiteit – de lezer moet zich kunnen herkennen in het gedicht. Deze poëzievorm is toegankelijk, in onderwerpen én in taalgebruik.

Motivational quotes
Daar zit direct een probleem. Die voorwaarden, eerlijkheid en toegankelijkheid, gelden namelijk ook voor een ander genre: dat van de motivational quote. Het grootste verschil met deze quote van fitnessgoeroe Kayla Itsines lijkt het gebrek aan regelafbraak en de lettergrootte te zijn:

De meeste Instagramgedichten lezen precies als zo’n motiverende quote. Ze zijn herkenbaar, kort en krachtig, en niet al te verrassend. Dat spreekt niet per se voor de literaire kwaliteit van de gedichten zou je zeggen – tenzij de grenzen van ‘literaire kwaliteit’ opgerekt worden. En dat gebeurt door de Instagram poets in ieder geval, volgens Martha Sprackland, redacteur bij Poetry London.

*

Dit artikel is eerder gepubliceerd op Hard//hoofd en hier volledig te lezen.

Vind je eigen tijdcapsule

In de kringloop in mijn buurt, naast de vergeelde kookboeken en de oude reisgidsen, staat een oranje krat tegen de achterwand ‘Foto’s’, staat erop, netjes uitgetypt in Comic Sans MS. In het krat ligt precies wat het opschrift al zegt: een janboel aan oude vakantiefoto’s, portretten, verjaardagskiekjes en reclameplaatjes, soms een heel album. Ik laat de plaatjes het liefst een voor een door mijn handen gaan. Voor vijftig cent ben ik vandaag de bezitter van een familieportret uit 1926. Een elftal mensen staart me streng aan en even later loop ik met de onbekende familie in mijn tas weer naar buiten.

Wie zijn de mensen op de foto? Is die strenge vrouw in de rechterbovenhoek de moeder, of misschien een ongetrouwde tante? Zou er nog iemand leven? En waarom is de foto dan in kringloop beland? Is er een familieruzie uitgebroken? Met de foto in mijn handen kijk ik recht het verleden in. De foto is een persoonlijke tijdscapsule, en op de een of andere manier vind ik dat heel rustgevend – ik kan in geen andere tijd leven dan de mijne, maar relikwieën uit andere tijden zijn wel aanwezig. Niet dat dat verleden nou zo fantastisch is, maar ik waardeer het. Een verleden geeft houvast. Ik voel me iets minder alleen en iets minder belangrijk: alles gaat voorbij, en tegelijkertijd zijn we allemaal met elkaar verbonden.

*

Dit verhaal is in zijn geheel te lezen op Hard//hoofd.

Tussen servet en tafellaken

Voor Hard//hoofd schreef ik een stuk over de ‘lerarenkliklijn’ van Forum voor Democratie.

Forum voor Democratie heeft met zijn lerarenkliklijn het hele land over zich heen gekregen. Leraren hebben het al zo zwaar, en ze hoeven zich niet te verantwoorden over vermeende indoctrinatie, volgens tegenstemmen. Maar hoe zit dat eigenlijk met de leerlingen? Die zijn volgens mij best iets weerbaarder dan we denken.

*

Bij het koffiezetapparaat gaat het de laatste pauzes vaak over indoctrinatie. Niet over hoezeer we daar als docenten tégen zijn, maar meer over hoe we het kunnen bewerkstelligen.
‘Ik laat mijn vwo 4 een stuk uit de Volkskrant lezen,’ zegt een collega. ‘Dat lijkt me een mooi begin.’
‘Ik zou mijn havo 4 wel willen indoctrineren,’ zeg ik. ‘Als zij kritiekloos wat harder gaan werken, worden we daar allemaal beter van.’ Instemmende collega’s, gelach, nog een bak koffie en terug naar de les.
Het is niet zo dat we allemaal zo’n fan zijn van indoctrinatie – het is eerder dat het indoctrineren van een klas met dertig mondige leerlingen nogal ingewikkeld is. Over het meldpunt van Forum voor Democratie zijn al veel dingen gezegd: het onderwijs heeft het al zwaar, het is een belediging van de professionaliteit van docenten en het is een bedreiging voor de veiligheid in het klaslokaal. Allemaal waar, maar wat tot hilariteit in de docentenkamer leidt, is dat niemand het over de leerlingen heeft – als die zo verschrikkelijk goed luisterden zou het beroep wel populairder zijn. En wat mij persoonlijk vooral verbaast is het idee dat een neutrale docent de beste docent is. Dat heeft maar weinig te maken met wat er in een klaslokaal gebeurt.

*

Lees hier het volledige artikel op Hard//hoofd.

Filmtrialoog

Voor Hard//hoofd deed ik mee aan de filmtrialoog. Daarvoor keek ik een horrorfilm, Us, de nieuwe film van Jordan Peele. Normaal gesproken ben ik niet zo van de horror, maar deze film zou ik iedereen aanraden. Nou ja, bijna iedereen. In de filmtrialoog leg ik uit waarom.

Raak in een sleur

Hoe moet een mens zijn of haar leven inrichten? Wat moet je elke dag doen om een goede dag te hebben? En wat moet je vooral laten? Hoe doen anderen dat in vredesnaam? Het zijn vragen die me nog al eens bezighouden, vooral op de momenten dat ik opkijk van mijn telefoon en er drie kwartier voorbij is gegaan, of wanneer ik me ‘s ochtends naar mijn werk haast omdat ik te lang in bed ben blijven liggen. Dat moet beter kunnen, denk ik wanneer ik in de toiletten het zweet van mijn bovenlip dep.

Zoals Annie Dillard het verwoordt: ‘How we spend our days is, of course, how we spend our lives.’ Een goede sleur voor jezelf maken betekent een productiever én een gelukkiger leven. Het antwoord op al mijn vragen. Daarom lees ik graag over routines van bekende schrijvers. Of ze nou vroeg of laat opstaan, ’s nachts of ’s middags werken, één ding hebben ze gemeen: ze hebben een manier gevonden om de dingen die ze het belangrijkste vinden in hun dag te passen.

*

Voor Hard//hoofd schreef ik een tip over mijn zoektocht naar sleur en routine. Het volledige artikel is hier te lezen.

Een essay over liefde en robotica

Robots nemen de wereld over. Nee, niet door ons met hun artificiële intelligentie te overmeesteren, maar juist door ons te ondersteunen. De utopie van een wereld waarin humanoids een waardevolle aanvulling zijn op onze menselijke activiteiten komt steeds dichterbij. Sociale robots kunnen uitkomst bieden in de zorg door de eenzaamheid van ouderen te verlichten. In de Volkskrant verscheen onlangs een artikel waarin de mogelijkheid van robotprostituees wordt besproken. En Filosofie Magazine wijdde laatst een nummer aan robotliefde, in samenwerking met de expositie ROBOT LOVE, die belooft: ‘ROBOT LOVE laat je de liefde van robots ervaren.’ Maar kunnen we liefde ervaren van iets wat nep is? En als dat kan, wat zegt dat dan over intimiteit en menselijkheid?

*

Voor Hard//hoofd schreef ik een essay over robots en liefde. Het hele artikel is hier te lezen.

Voed me, straf me

Eten, gezondheid en schuld lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat je eet zegt niet alleen iets over je gezondheid, maar ook iets over je karakter: dat is ofwel goed en sterk, ofwel slecht en slap. ‘Fit zijn’ is je eigen verantwoordelijkheid, maar dat niet alleen: anderen zullen je daadwerkelijk als béter zien wanneer je gezond bent. Je gezondheid managen is je morele plicht, en wie dat niet doet kan op een flinke portie kritiek rekenen. Eat that.

*

Voor Hard//hoofd schreef ik een artikel over fit zijn, en waarom de ‘fit-hype’ voor een nieuwe kloof in de samenleving zorgt. Lees hier het hele artikel.

Blauw

Afbeeldlng voor Hard//hoofd door Niels Egidius

‘Maar waarom wil je hier dan weg?’
We zitten samen op de bank. Ik peuter aan een draadje dat uit de leuning komt. We hebben de bank vorig jaar samen uitgezocht, vlak nadat we de sleutel van ons huis kregen. Nu zijn de eerste vlekken al te zien: koffie die ik te snel naar mijn mond bracht, chocolade.

Ik zeg nog eens dat ik niet bij je weg wil. Juist niet. Ik wil bij je terugkomen. Weg, dat is alleen maar een voorwaarde voor het terugkeren: de sleutel in het slot steken, de drempel over stappen, de deur achter me dichtslaan en roepen dat ik weer thuis ben. Misschien zal het dan anders voelen. Na weg voelt terug weer goed. Iedereen is na de vakantie blij om thuis te zijn.
‘Dat gevoel, dat net-over-de-drempel-gevoel heb ik nodig,’ zeg ik, ‘voor ik hier niet meer kan zijn.’
Ik gebaar om me heen. De muren van de woonkamer heb ik in een opwelling geel geschilderd. Ik dacht dat het frisser zou lijken. Dat was niet zo. Het geel is te donker, grijzig, alsof de zon net niet door de wolken breekt.
‘Oké,’ zeg jij, maar je haalt je schouders op alsof ik me nog wel zal bedenken.

Lees meer

Kraaien

De eerste keer doe ik niet open. Het geknerp van het grind waarschuwt me, ik verschuil me in de keuken en wacht tot er niemand meer voor de deur staat. De tweede keer ben ik minder oplettend. Toevallig sta ik in de gang, het oude brood al in mijn handen. Ik zie Harry van twee huizen verder duidelijk door de ruiten, al zit er een grijze, vettige laag over het glas. 

‘Ik kom namens de gemeente,’ zegt Harry.
‘O,’ zeg ik, en ik leg het brood op het gangkastje dat Arnie’s moeder me heeft gegeven nadat zij en ik uit elkaar waren gegaan. Ze vond dat ik te weinig meubels had en noemde het huis ‘net een leeggeroofd mausoleum’.
‘Het is nu toch alweer even geleden,’ zegt Harry. ‘Je weet wel. Het ongeluk.’

Ik zwijg, kijk hem alleen maar aan.
‘In ieder geval moet er iets aan de tuin gebeuren.’ Hij recht zijn rug. ‘We hebben het al eerder gezegd. Dit is geen goed aanzicht voor de buurt.’
‘Het is mijn tuin.’
‘Bij ernstige nalatigheid van het onderhouden van privébezit mag de welstandscommissie een verordening doen.’ Hij benadrukt elk woord. Misschien heeft hij geoefend.
‘En wat houdt dat in?’
‘Dat je wat aan de tuin moet gaan doen. Je ziet zelf toch ook wel…’ Hij aarzelt even, Harry met zijn grijze snor en donkerblauwe pak, alsof hij zich ineens afvraagt of hij zijn tijd hier niet verdoet en beter kan weglopen.
‘Je ziet toch zelf ook wel dat dit er niet uitziet. Huur een tuinman, iemand om de rommel op te ruimen.’
Ik wil de deur dichtdoen, maar Harry zet zijn voet op de drempel. Hij is gestuurd, realiseer ik me, hij kan nu niet zomaar weglopen.
‘Ik ben niet de enige die dit vindt. We ergeren ons al maanden aan de zwarte zooi. Ruim het gewoon op. Dat is alles. Je hoeft echt geen kunstwerk van je tuin te maken, als die rotzooi maar weg is. Net als die verdomde kraaien. Ze schijten alles onder.’
‘Oké.’
Ze moeten dit besproken hebben. Ik heb ze zien kijken, de laatste weken. Janet met haar kinderwagen, die zucht als ze langs de voortuin loopt. Ina die hoofdschuddend langsloopt. En dan degenen van wie ik de namen nooit heb geleerd – ze laten hun blik over het huis glijden en hun gezicht vertrekt. Ik kan me voorstellen hoe ze dit hebben besproken, tijdens verjaardagen en de jaarlijkse buurtbarbecue: ‘Er moet nu toch echt iets gebeuren.’ Harry die zich opoffert voor de goede zaak.
‘Ik meen het. Je kan een boete krijgen.’
‘Oké,’ zeg ik weer. Nu doe ik de deur wel dicht, duw het hout tegen zijn leren Oxfords. Die droeg ik zelf ook toen ik nog een baan had.
Wanneer Harry zich omdraait kijk ik naar de kraaien. Een zwartgevederde familie in een grijsgeblakerde boom.

*

Het volledige verhaal ‘Kraaien’ is te lezen op de site van literair tijdschrift Revisor.

 

 

 

Jeuk

De FusieAan mijn gezicht is niets te zien – niets dan de rode striemen die ik er zelf op heb gekrast. Het tl-licht vergroot het rood nog eens uit, maar zelfs in normaal licht kan ik de lijnen over mijn schedel zien lopen. Uitgekerfde paden, af en toe een korst en een aantal open wondjes.

Een tijd geleden heb ik me volledig kaalgeschoren, om er vanaf te zijn. Ik scheerde mijn benen, mijn armen, de delen van mijn rug waar ik nog net bij kon, mijn schaamhaar. Luizen, dacht ik eerst. Huisstofmijt. Vlooien, eventueel. Nadat ik de lokken hoofdhaar op de grond zag vallen – vaalgrijze plukken op de zwarte tegels – had ik het gevoel ergens van bevrijd te zijn. Ik ging met mijn hand over mijn schedel, glad en zacht als babyhuid. Ik zag eruit zoals die mensen uit de cocons in de Matrix: een week, nat, naakt lijf. De rode lijnen waren over mijn hele lichaam te zien, maar ondanks dat voelde ik me herboren.
Het duurde dertig seconden voordat het weer begon. De jeuk.

Met de punt van mijn nagel boor ik in het vel van mijn voorhoofd en zet een kruisje. Mijn moeder vertelde me vroeger dat je dat met muggenbulten moest doen: kruisjes erin zetten, zodat de kriebel voorbijging. Ik heb het geprobeerd, heb avonden lang alleen maar kruisjes in mijn huid gezet met mijn nagels, later ook met een keukenmes.

Zalf heb ik geprobeerd. Meditatie. Krabben, juist niet krabben. Mentholpoeder, yoghurt, azijn, amandelolie. Toen bleek dat het allemaal niet werkte, gebruikte ik ijs om de prikkeling te verzachten. Het hielp even, tot het ijs voor blaren zorgde. Ook die begonnen weer te jeuken.

Ik pak de scalpel die ik uit het laboratorium heb meegenomen en kijk aandachtig in de spiegel. Voorzichtig snijd ik in het vel, tot ik het bloed uit mijn voorhoofd zie opwellen.

Ik ben altijd zorgvuldig geweest. Na elke proef was ik mijn handen en reinig ik mijn bureau met alcohol. Anders dan mijn collega’s controleer ik me na iedere vorm van veldwerk zorgvuldig op teken. Als ik zie hoe zij dat doen – snel, losjes, als er nergens een zwart stipje zit is het goed – verbaas ik me erover dat niemand Lyme heeft opgelopen.

*

Dit volledige verhaal is te lezen op de site van De Fusie.

Part of the experience

Illustratie door Annelien Smet voor Hard//hoofd

Illustratie door Annelien Smet voor Hard//hoofd

Een hand op zijn schouder duwt Aron richting de deur. ‘Let’s get some drinks!’ Een van de gasten met wie hij staat te praten loodst hem mee de kroeg in. Ze zijn een vriendengroep, aan hun tattoos te zien waarschijnlijk hooligans van de plaatselijke voetbalclub.
‘Thanks,’ zegt Aron, al weet hij niet precies waarom. Hij probeert niet te dankbaar te zijn voor hun aandacht.

De kroeg ziet eruit alsof er sinds de jaren ’70 niks aan het interieur is veranderd. Zijn ogen moeten wennen aan het schemerdonker, maar ook dan is er weinig te zien. Donkere meubels, een discolamp in de hoek, bakstenen muur, een paar gasten bij de pooltafel.
Aron gaat op een barkruk zitten en bestelt een biertje. De barman wijst naar de flessen sterk, maar hij schudt zijn hoofd. Zijn geld is nog niet helemaal op, maar hij kan beter rustig aan doen. Acht maanden geleden is hij uit Amsterdam weggegaan. Hij zou de wereld ontdekken, alleen.

Hij neemt een slok en glimlacht naar een meisje dat in de hoek van de ruimte staat en de jongens lijkt te kennen. Ze heeft witblond haar dat in de donkere kroeg lijkt op te lichten. Engelachtig, wanneer je je ogen een klein beetje dichtknijpt. Ze doet hem denken aan Sanne van zijn middelbare school: mooi, maar na twee jaar boulimia net een porseleinen spook. In de vierde hadden ze voor het eerst met elkaar gezoend, daarna deden ze dat op elk schoolfeest tot zij in de zesde een vriendje kreeg.

Hij begon in Azië, maakte foto’s bij oude tempels, witte stranden, azuurblauw water. In eerste instantie dacht hij dat hij nooit meer weg zou gaan. Daarna begon het hem, bijna plotseling, te ergeren hoe iedere tempel leek op de vorige. Hij vertrok en reisde via Rusland naar Oost-Europa. Nu vraagt hij zich af of hij ook niet Australië had moeten zien. Japan. Zuid-Amerika.
Het groepje jongens – te veel gel, strakke shirts – loopt naar de pooltafel. Voordat Aron opstaat kijkt het meisje nog een keer zijn kant op. Hij heft zijn glas. Misschien is Letland zo gek nog niet.

Ze vraagt waar hij vandaan komt en hij vertelt over Amsterdam. Zijn vrienden, zijn voormalige studie, de familie in Haarlem. Dan over zijn reis. Hij merkt dat het hem nu al moeite kost om de woorden te vinden.
‘Het was heel bijzonder,’ zegt hij, en: ‘Ik heb onderweg goede vrienden gemaakt’. De meesten van hen waren in Bangkok gebleven. Hij vraagt zich af of ze nog weten hoe hij heet.
Misschien had hij te veel verwacht. Dat bij nieuwe plaatsen ook een nieuwe Aron zou horen, een nieuwe versie van hemzelf. Gespierder, bruiner, relaxter. De rest van zijn leven zou zich in een onwaarschijnlijke helderheid aan hem openbaren. Hij zou ergens een baan vinden, een bestaan opbouwen – een spannend leven op een spannende plaats. Misschien zou hij zelfs verliefd worden.
Niets daarvan gebeurde. Hij is alleen, in Riga, zonder plan, met slechts de dagen die hem als zwarte gaten lijken op te slokken. Afdruipen naar Amsterdam is geen optie, net als verder reizen ­– niet met wat er nu nog over is. Letland als limbo. Hij blijft er wachten tot er iets gebeurt.
Hij kijkt naar het meisje. ‘What about you?’

Hij is alleen, in Riga, zonder plan, met slechts de dagen die hem als zwarte gaten lijken op te slokken.

Ze haalt haar schouders op, lacht. Haar tanden zijn gelig, zelfs in het weinige licht van de bar. ‘Niets interessants.’
Hij gelooft haar direct. ‘Wensen dan? Dromen?’ Ze haalt weer haar schouders op, grinnikt, alsof alles wat hij zegt een grap is. Hij lacht mee en merkt dat hij al behoorlijk aangeschoten is.
‘Ik heb hier alles wat ik me kan wensen.’ Ze kijkt hem intens aan, en even – heel even – vraagt hij zich af of ze soms een prostituee is. Tegelijkertijd weet hij dat het hem niet kan schelen. Hij legt een hand op haar bovenbeen. Zij laat hem daar liggen.

*

Het volledige verhaal is te lezen op de site van Hard//hoofd.

Ogen dicht

schermafbeelding-2016-11-02-om-18-00-24

Peter moest in eerste instantie wennen aan het idee. ‘Sem en Julia hebben je graag in de buurt,’ zei hij. ‘Ze moeten hun Nederlands bijhouden.’ Soms zei hij: ‘Ik dacht dat je het fijn vond dat je nu niet meer zo druk bent.’

De maanden hiervoor waren inderdaad rustig geweest. Ellen ging met Sem en Julia naar de Eiffeltoren. Wanneer zij naar de kleuterschool waren bezocht ze het Louvre, kocht ze boeken als A Moveable Feast, liep ze de Marché des Enfants-Rouges af om daar eten te kopen. Zo lekker Frans. Ze moest gewoon wennen aan het leven als expat, als huismoeder. Als hobbyvrouw.

Het lukte niet.

Nu doet ze de deur open voor de nanny en ziet hoe Julia zich direct in haar armen stort.

‘Daar ben je,’ zegt Julia. Er is nog een traanspoor zichtbaar op haar wang.

‘Goedemorgen,’ antwoordt Maria in gebroken Nederlands en ze haalt haar vingers door Julia’s krullen. Maria’s eigen haar begint al grijs te worden: over het zwart zit een asgrauwe gloed. Een tijdje geleden vond Ellen dat nog vertrouwd, had ze telkens de neiging om het aan te raken. Maria als de moeder die ze zelf af en toe nog nodig had.

‘Ik heb ze vanochtend al aangekleed,’ zegt Ellen.

‘Maar ik wil dit niet,’ zegt Julia, terwijl ze aan haar T-shirt plukt. ‘Ik wil mijn jurk.’ Ze pruilt en ziet eruit alsof ze elk moment weer kan gaan huilen.

‘Vandaag niet,’ zegt Ellen. Ze glimlacht naar Maria. Een blik van verstandhouding, hoopt ze.

‘Sem is ook al helemaal klaar. Je hoeft alleen nog brood te smeren voor de lunch.’

Sem zit bij zijn legobouwwerk. Hij kijkt even op bij het horen van zijn naam, maar gaat dan rustig verder.

Ellen pakt haar sleutels en tas van tafel. Het is een Louis Vuitton. Peter heeft het altijd onzin gevonden om veel geld uit te geven aan spullen. Hij vindt het nog steeds onzin, maar nu kan ze haar eigen geld uitgeven.

Ze loopt naar Sem toe om hem een kus te geven en kan het niet laten om even door zijn piekerige blonde haar te vegen. Hij krimpt meteen ineen. Als Ellen met getuite lippen voor haar staat geeft ook Julia haar een kus, maar niet van harte.

‘Lief zijn, jullie,’ zegt Ellen voor de deur achter zich dichttrekt. Ze bedoelt de kinderen, maar kijkt onwillekeurig naar Maria.

*

Het volledige verhaal (inclusief volledige illustratie) is te lezen op de site van Passionate Platform.

De klassieke methode

schermafbeelding-2016-10-08-om-13-05-15

Een verhaal van mij mocht in de nieuwste De Titaan. Het verhaal is hier te lezen (in pdf-formaat).  De hele De Titaan is uiteraard nog veel meer de moeite waard, te verkrijgen bij de betere boekhandel of online te bestellen.

 

 

 

Mooie Woorden in de Hofman

Vorige week mocht ik optreden bij Mooie Woorden in de Hofman. Dat optreden hield in dit geval in dat ik voorlas, uit een rood boekje dat precies bij mijn jurk paste.

Bewijs.

Bewijs.

Ik was natuurlijk niet de enige gast, en mocht luisteren naar de fantastische Daan Windhorst, Jesse Laport en Gijs ter Haar.

Als je er niet was, heb je dus heel wat gemist. Mocht je nou benieuwd zijn wat ik heb voorgelezen: die tekst verschijnt binnenkort in de Titaan.